Erfgoeddrager: Auditia

‘’En toen werd ze zo van de trap geduwd’’

Deshareley, Auditia, Demi, Aya en Weronika lopen vanaf de IJdoornschool in Noord naar het huis van Anneke Koehof, die hen het oorlogsverhaal zal vertellen over haar 98-jarige tante Roos. Roos Koehof werkte tijdens en na de oorlog in de regenjassenfabriek Hollandia Kattenburg in Noord, waar tijdens een razzia 367 Joodse werknemers zijn weggehaald. De kinderen hebben zich goed voorbereid op het interview. Liefst zouden ze de tante van Anneke Koehof zelf willen spreken maar die woont helemaal in Zeeland. “Kunnen we daar dan niet even met het vliegtuig heen?”, vragen ze.

Hoe oud was uw tante toen zij bij Hollandia Kattenburg ging werken?
“Mijn tante moet ongeveer 17 jaar zijn geweest toen zij bij de fabriek ging werken. Het waren de crisisjaren, ze was dolblij dat ze werk had gevonden. Hollandia Kattenburg was een textielfabriek die vooral bekend stond om de regenjassen die er werden gemaakt. De baas van de fabriek was Joods, net als meer dan de helft van de mensen die er werkten. Tante Roos had dus ook veel Joodse vriendinnen op haar werk. In de oorlog mochten Joden nergens meer werken, maar bij Hollandia Kattenburg kregen de Joodse medewerkers een ‘Sperr’ omdat ze uniformen maakten voor de Duitsers. Dat betekende dat ze mochten blijven werken en vooralsnog niet zouden worden weggevoerd. Veel Joden waren toen al gedeporteerd, hele buurten in Amsterdam liepen leeg. Uiteindelijk bleken ook de Joodse werknemers van Hollandia Kattenburg, ondanks hun Sperr, niet veilig. Op 11 november 1942 vielen de Duitsers de fabriek binnen. Alle Joden moesten aan een kant gaan staan, en alle niet-Joodse mensen aan de andere kant. Mijn tante had een vriendin die er helemaal niet Joods uitzag, met blond haar en blauwe ogen. “Psstt”, zei mijn tante tegen haar, “kom gauw hier staan, aan mijn kant, ze hebben er geen erg in”. Maar dat ging helemaal niet, de Duitsers wisten precies wie er Joods was. Mijn tante vertelde me later dat ze ‘als bokken en geiten’ werden gescheiden. Alle Joodse mensen werden weggevoerd.”

Is uw tante zelf ook opgepakt?
“Nee, maar wel bijna. Op de dag van de razzia kon mijn tante pas om acht uur ’s avonds naar huis, toen alle Joodse personeelsleden al waren weggevoerd. Zij is die avond snel naar het huis van familie van haar Joodse collega’s gegaan zodat ze hen kon waarschuwen. Mijn tante kwam de trap opgerend maar ze was te laat… De politie was er al. Tegen mijn tante zeiden ze: “Wat moet je hier, laat je papieren zien! Maak dat je wegkomt, anders nemen we jou ook mee.” En toen werd ze zo van de trap geduwd. Daar was ze wel heel bang van. Ze vond het ook erg dat zij de andere collega’s en familieleden niet meer heeft kunnen waarschuwen.

Kende uw tante mensen die bij het verzet zaten?
“Aan het eind van de oorlog fietste mijn tante toevallig langs het huis van haar broer. Die woonde op de Ringdijk in Oost en had er een leerhandel. ‘Wat zie ik nou?’, dacht zij toen ze voorbij fietste… Vanuit de kelder werden allemaal wapens overgeladen. Wat bleek? Haar broer verstopte voor het verzet stiekem wapens in zijn kelder. Zelfs zijn vrouw wist dat niet. De mensen van het verzet namen veel risico want ze verstopten ook wel eens pistolen onder het matrasje van een kinderwagen. Ze legden dan de baby van een van de personeelsleden er bovenop, en liepen zo, hup, de winkel uit.”

Een dag na het interview is de tante van Anneke Koehof in Zeeland overleden

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892