Erfgoeddrager: Asmae

‘Opeens hadden we geen natuur- en scheikundelokaal meer’

Liselot Aartsen-Sunier was tien toen de oorlog begon. Zij woonde samen met haar ouders en twee ooms bij haar oma op de Koninginneweg 79. Zelf vond ze dat ze ‘niet zo verschrikkelijk veel spectaculairs had meegemaakt’ tijdens de oorlog, maar Elise, Asmae en Rohil van de Olympiaschool vonden haar herinneringen erg bijzonder.

Hoe maakte u het begin van de oorlog mee?
Op een ochtend hoorden we ontzettend geronk en gedoe in de lucht. Ik stond voor het zolderraam met mijn ooms. We zagen bommen vallen en vliegtuigen die afgeschoten werden. Ze vielen in brokken naar beneden! Op de stoep stond mijn vader met een bos bloemen en zijn koffertje. Hij kwam net terug van een bezoek uit België, want daar hadden we tot net voor de oorlog gewoond. Hij had de laatste trein naar Nederland gehaald. Zo heb ik het begin van de oorlog meegemaakt, voor het zolderraam.

Merkte u op school veel van de oorlog?
Toen ik op de lagere school zat niet echt. Ik had wel les van twee NSB’ers: meneer Hettema en meneer Waarts, maar ze waren heel vriendelijk. Er zaten ook een paar Joodse kinderen in mijn klas, en ik weet nog heel goed dat zij gedeporteerd zijn. Ik zie ze nog voor me. Verder ging ik ging gewoon naar school en dacht ik er niet veel bij na.
Dat gevoel veranderde wel toen ik naar de middelbare school ging. Ik heb toen vanuit mijn raam het bombardement van de Gerrit van der Veenstraat gezien. Eén van de bommen raakte mijn school, het Hervormd Lyceum Zuid aan de Brahmstraat. Opeens hadden we geen natuur- en scheikundelokaal meer. Gelukkig waren deze lokalen een uitbouw,  dus verder hadden we na het bombardement nog wel les. Af en toe kwamen ook Duitse soldaten naar school, op zoek naar 18-jarige jongens. Zij wilden hen naar Duitsland sturen om er te werken. Soms kwamen de Duitsers ook leraren halen. Die werden dan gedeporteerd. Dat alles maakte ons wel bang en ik werd me bewuster van het gevaar. Maar goed, het leven ging gewoon door, het was nou eenmaal zo. Uiteindelijk raakte je hier aan gewend.

 Hoe beleefde u de Hongerwinter?
De Hongerwinter was echt erg. We hadden toen bijna niets. Ik mocht af en toe bij een tante gaan eten die meer eten had dan wij. In het voorlaatste jaar ben ik ook naar de boeren geweest, om aan te sterken. Thuis ging ik me tijdens de Hongerwinter vaak verstoppen om in een kookboek te bladeren. Dan keek ik naar alle lekkere gerechten en droomde ik over alles wat we zouden maken als de oorlog voorbij was. Naast de honger was het ook bijzonder koud. Op een ochtend kwam mijn oom naar beneden en zag hij een lege kapstok. Iemand was binnengedrongen in ons huis en had onze jassen gestolen, maar verder niets. In die winter sneeuwde het echt heel erg. Ik moest door de sneeuw op klompen lopen, want er waren geen schoenen meer. Opeens was er een groot gat aan de onderkant van één van mijn klompen. Mijn vader stopte ze met krantenpapier. Dat hielp natuurlijk niet echt, maar het was beter dan op blote voeten rondlopen.

Foto’s©Ingrid de Groot

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892