Erfgoeddrager: Aneeq

‘Ik zag hier Nederlanders de straten schoonmaken!’

Het contact tussen Achmed Peroti (1949) en Shania, Pharrell, Kim en Aneeq is meteen prettig als hij het lokaal van de OSB binnenstapt. De derdejaars leerlingen hebben hun vragen goed voorbereid, maar meneer Peroti wil zelf eerst van hen het een en ander weten. Na de ontspannen kennismaking gaan ze van start met hun vragen over zijn jeugd in Suriname en hoe het was om in Nederland te gaan wonen.

Hoe was uw jeugd in Suriname?
‘Die was prettig. Als ik het over mocht doen, zou ik het zo weer doen. Er was veel vrijheid en natuur en er waren veel jongens om mee te voetballen. En overal was fruit. We gingen wel eens fruit jatten bij de buren. Ondeugende dingen doen, vonden we leuk. School was tien kilometer van huis; daar ging ik lopend naartoe. Er was ook een treinverbinding en we hadden een maandkaart daarvoor. Als de kaart verlopen was, gingen we toch mee. Dan sprongen we uit de trein als de conducteur kwam, en klommen we op de laatste wagon er weer in. De stoomtreinen reden niet zo snel. Ze werden met hout gestookt; de vonken kwamen in de open wagon en verbrandden je kleren.
Veel ouders waren gescheiden. Dan woonde je bij je moeder en als je moeilijk werd dan werd je naar je vader gestuurd, of naar je oma. Mijn moeder woonde met ons – vier kinderen – in de stad. In het dorp Moengo was veel werk, dus liet ze ons voor een aantal jaar achter bij haar moeder. Ze werkte als modiste, kleermaakster, en één keer per jaar kwam ze op bezoek. Dat was heel moeilijk, maar overal om je heen was het zo. We waren denk ik best arm, maar dat had ik niet door, omdat iedereen in de buurt arm was. Ik voelde me best gelukkig als kind.’

Wat wist u van de Nederlanders?
‘Op mijn zestiende kwam ik naar Nederland. Daarvoor had ik nog nooit contact gehad met Nederlanders. Mensen in Suriname wisten niet eens dat Nederlanders ook handwerkers konden zijn, zoals loodgieter, timmerman of metselaar, omdat de Nederlanders en Amerikanen in Suriname altijd hoge posities hadden. Ze waren priesters, directeuren of schoolhoofden, maar nooit handwerkers. Toen we hier voor het eerst waren, zagen we witte Nederlanders de straat schoonmaken. Dat kon toch niet! Ik kwam op 11 december 1965 aan. Stel je voor: een jongen uit Suriname die in de winter naar Nederland komt. Het was allemaal grauw, heel grauw. Je moet het Nederland van toen niet vergelijken met nu. Iedereen liep toen in een pak rond, met een stropdas en een wit hemd eronder. Het zag er verschrikkelijk uit, zo grauw. In Suriname waren we gewend om kleren met veel kleur aan te trekken. Ik zat een keer in de tram met mijn broer, die al wat eerder in Nederland was gaan wonen. Ik had patta’s met witte sokken aan. Iedereen keek naar me en begon te lachen. Ik vroeg mijn broer waarom ze moesten lachen. “Ze denken dat je homo bent,” zei hij. Opvallende kleren werden toen alleen door homo’s gedragen.’

Bent u nog eens teruggegaan naar Suriname?
‘Er was dienstplicht, maar ik wilde het leger niet in. Van een vriend hoorde ik dat je als militair voor een jaar naar Suriname kon. Daar heb ik me toen voor aangemeld. Na een training van twee maanden mocht ik gaan. De bootreis duurde drie weken. Vier jaar was ik niet in Suriname geweest; dat was een vreemde ervaring. Mensen zeiden: “Je praat net een p’tata.” Dat vond ik verschrikkelijk. “Ik ben nog Surinamer,” antwoordde ik. In mijn peloton was ik de enige Surinamer. Er waren ook twee Molukkers. Het was leuk, maar je hoorde ook veel discriminerende uitspraken van de witte Nederlandse militairen over de Surinaamse. Ze noemen ons ‘knakkers’, een denigrerende term. Als ik ze erop aansprak, vroegen ze zich af waarom ik me aangesproken voelde. “Je bent toch anders. Je bent een van ons.” Ze discrimineerden ook Javaanse en Hindoestaanse mensen. Toen ik later in Duitsland woonde vanwege werk had ik minder last van racisme dan in Nederland. In Duitsland wist je meteen wanneer iemand racistisch was. In Nederland waren mensen niet duidelijk. Als je niet van buitenlanders hield dan hield je het voor je of zei je dat alleen in familiekring. Sinds Pim Fortuyn zeggen de mensen op straat alles wat ze denken.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892