Erfgoeddrager: Ahmed

‘We zaten dagenlang in de hitte in geblindeerde treinen’

Jonathan, Ahmed, Ezra en Shaima van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) zitten klaar in het klaslokaal en hebben het doosje chocola, het bedankje voor bij het afscheid, goed verstopt. Ze hebben nog even hun vragen doorgenomen en wachten tot mevrouw Nora Valk binnenkomt. Best spannend, dus stellen ze zich met zachte stem voor. Dat moet opnieuw want mevrouw Valk hoort niet zo goed. Ze vraagt of ze de vragen die ze haar willen stellen daarom extra luid willen stellen.

U bent geboren in Indië, kunt u iets over uw jeugd vertellen?
‘Ik ben in 1930 op Bandung in Indië geboren. Ik was enig kind. Mijn vader werkte voor de Nederlandse staat, mijn moeder was van Engelse afkomst. We hadden bediendes, zoals alle Hollanders. Onze vrouwelijke bediende hielp in het huishouden en paste op mij. De mannelijke bediende ging mee op de fiets, naar het zwembad en andere uitjes. Tot mijn elfde had ik een fijne tijd. Ik ging gewoon naar school, naar de Bandungse schoolvereniging en zat met Indische en blanke kinderen in de klas. We spraken er Nederlands. Voor de inlanders waren er andere scholen. School was van zeven tot twee; daarna was het te warm. Ik heb alleen tot de vierde klas op school gezeten.’

Wat gebeurde er toen?
‘De oorlog brak uit en de Japanners bezetten Indië. Ons normale gezinsleven was voorbij. Mijn vader moest naar een mannenkamp. Mijn moeder en ik gingen steeds naar andere kampen. We zaten dagenlang in geblindeerde treinen, in de volle  hitte. Zo woonden we een tijd met tien gezinnen in een huis en daarna in een school waar we met veertig vrouwen en kinderen in één klaslokaal zaten. In het begin was er nog wel eten, maar  het werd steeds minder tot er niets meer was. Geen eten, maar ook geen medicijnen. Mijn moeder is in het kamp overleden, dat is het allerergste dat mij is overkomen. In de maand augustus, toen de oorlog eindigde, is ook mijn oma door uithongering overleden. Als ze alleen maar een ei had gehad dan had ze het misschien overleefd.’

Hoe ging uw leven toen verder zonder uw moeder en oma?
‘De oorlog was afgelopen en ik kwam in Surabaya terecht. Ik hoopte dat mijn vader nog leefde. Hij was vliegenier en zat in Japan en had gehoord dat zijn vrouw was overleden en ging zodra het kon op zoek naar mij. Er was toen geen internet. Hij zocht mij via het Rode Kruis, door kantoortjes te bezoeken en op lijsten te kijken. Gelukkig heeft hij mij gevonden. Jammer genoeg brak er weer een moeilijke tijd aan voor ons. Toen de Japanners zich hadden overgeven, wilden de Indonesiërs onafhankelijkheid. Ze vochten voor vrijheid en terecht. Ze wilden geen blanken meer zien. Het ligt ingewikkeld. Ik weet bijvoorbeeld zeker dat mijn ouders geen slechte mensen waren. Ze behandelden de bediendes goed en gaven nooit straffen. Het koloniale systeem moet je echt in de tijd zien. Dat maakt het niet goed, maar je kunt niet iedereen veroordelen.’

Hoe ging uw leven verder nadat u herenigd was met uw vader?
‘Het werd in Indië gevaarlijk voor ons nu de Indonesiërs voor hun onafhankelijkheid vochten. Voor onze veiligheid moesten we weer in kampen wonen. Mijn vader wilde me in het buitenland in veiligheid brengen, maar vond Nederland te ver weg. Hij stuurde me naar een kostschool in Australië. Daar moest ik in de rij staan voor eten, net als in het concentratiekamp. Ik vond dat heel erg en protesteerde door tegen iedereen te zeggen dat het er net zo is als in het kamp waar ik in had gezeten. Na twee jaar stuurde mijn vader me naar Nederland. Ik was opstandig en had geen zin om naar school te gaan. Gelukkig heb ik de opleiding Schoevers kunnen doen en kwam het toch goed met mij. Ik heb leuk gewerkt bij de Amerikaanse Ambassade, ben getrouwd en heb drie kinderen gekregen.’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892