School: De Kweekvijver

‘Het besef van oorlog kwam eigenlijk na de oorlog’

Danique, Vincent en Lejla van OBS De Kweekvijver in Oostzaan hebben hun vragen al voorbereid. Ze zijn op weg naar het huis van Evert van Voorts om hem te interviewen over zijn oorlogstijd. Als ze voor zijn huis staan, zeggen ze: ‘Wow, wat een mooi huis!’. De deur staat al open, meneer Van Voorts verwacht hen al. Toch gaan de kinderen eerst netjes aanbellen. ‘Zijn jullie niet zo brutaal?’, vraagt meneer Van Voorst. ‘Kom maar binnen hoor.’

Hoe oud was u toen de oorlog begon?
‘Ik was 7,5 jaar oud. In die tijd moest ik al vroeg werken. Tot mijn twaalfde heb ik gewerkt bij een bakkerij, en daarna op een boot op zee. Op het schip moest ik ook op de bakkerij-afdeling werken. Het was geen keus, ik moest van mijn ouders. Mijn vader stierf toen ik 5 jaar oud was, dat gebeurde al voor de oorlog, en ik ben grootgebracht door mijn moeder en ik had nog twee zussen. Daarna ben ik in de bouw begonnen. Dat ben ik ook blijven doen. Uiteindelijk heb ik twee huizen voor mijn dochter en twee huizen voor mijn zoon gebouwd. Het huis waar ik nu in woon, heb ik ook zelf gebouwd.’

Bent u gaan onderduiken? Of is er bij jullie ondergedoken?
‘Wij, als gezin, moesten niet onderduiken. De twee broers van mijn vader hebben wel bij ons ondergedoken. Dat deden ze omdat ze anders in dienst moesten gaan. Onder de trap werd een schuilplaats gemaakt en daar verstopten zij zich.’

Was u ergens bang voor?
‘Het was een armoedige tijd. We mochten heel weinig. Als de Duitse soldaten je met een fiets zagen lopen, pakten ze die van je af. Zo konden zij op de fiets en hoefden ze niet te lopen. Vroeger moest je bonnen kopen om eten te kunnen halen. En als je niet genoeg bonnen had, kon je ook niet voldoende eten kopen. Daar was ik altijd bang voor. Dat we te weinig zouden hebben om te kunnen eten.’

Denkt u nog vaak aan de oorlog?
‘Soms zit ik er mee, dan vind ik het heel moeilijk om erover te praten. Dan word ik ook even stil. Het besef van oorlog kwam eigenlijk na de oorlog. Toen heb ik er veel meer over geleerd en gehoord. Tijdens de oorlog wisten wij heel weinig.’

School: De Kweekvijver

‘Mijn vader had een Duitser in huis genomen’

Jan Vonk woont met zijn vrouw op de Haal in Oostzaan, in het huis waar hij heel zijn leven al heeft gewoond. Zijn vader was pluimveeboer. Ze hadden wel een paar honderd eenden en kippen achter het huis in hokken. Die eenden hielden ze voor de eieren, die gingen naar de beschuitfabriek. De hokken zijn nu leeg. De tuin is nog wel heel groot. Amber, Smail en Zoë van OBS De Kweekvijver die meneer Vonk kwamen interviewen, mochten er lekker van de aardbeien en de bessen snoepen.

Weet u nog dat de oorlog uitbrak?
‘Toen de oorlog uitbrak, was ik heel kwaad. Er waren vliegtuigen en er werd geschoten… het was heel spannend maar ik lag te slapen! En ik bleef rustig slapen, terwijl iedereen stond te kijken. De volgende dag was ik boos op mijn moeder omdat ze mij niet wakker had gemaakt.’

Had u ook onderduikers in huis?
‘Er zaten twee Duitse soldaten op een schuit in de Twiskepolder. Ze waren gedeserteerd. Dat betekent dat ze niet meer voor de Duitsers wilden vechten en dus moesten onderduiken. Ze kregen stiekem te eten van een overbuurman. Maar de schuit kwam onder water te staan. Mijn vader heeft toen één van de Duitsers in huis genomen. Erich heette hij. Hij kwam uit Bremen. Het was een hele aardige man. Hij had aanvankelijk een revolver, maar hij heeft alles ingeleverd voordat hij bij ons introk. Erich sliep in bed bij mijn broer. Mijn moeder had veel steun aan hem want hij deed allerlei huishoudelijk werk. In de oorlog moesten we alle ramen afplakken met zwart papier zodat er geen licht meer door de ramen kwam. Want de vliegtuigen mochten geen licht zien. Niemand had meer elektra maar wij hadden hier voor ons huis een electrapaal staan. Die Duitse soldaat klom zo in de paal en heeft toen een of ander ding aangesloten zodat wij illegaal elektra af konden tappen. Wij hadden dus stiekem wel licht. Maar als er visite kwam, moesten we snel het licht uitdoen. Het mocht niet natuurlijk. Soms waren we het vergeten en dan zeiden ze: ‘Verrek, jullie hebben stroom!’ Die andere Duitser was niet zo goed als Erich, hij ging overvallen plegen en werd daarbij neergeschoten. Met Erich hebben we nog lang contact gehouden, ook na de oorlog. Hij is wel eens langsgekomen met zijn vrouw en hij schreef veel brieven.’

Heeft u ook honger gehad?
‘Wij hebben nooit honger gehad. We hadden een heel stuk land hierachter ons huis. Daar stonden de hokken waar de eenden zaten. En in de sloten ertussen moesten ze drinken. Maar in de winter was het zwaar. Dan was er maar een klein baantje in de sloot nog open. De eenden werden dan sneller vies en als ze vies waren, verdronken ze. Ik moest daarom in de winter als ik uit school kwam met mijn broers ervoor zorgen dat die smalle baantjes niet bevroren. We moesten het ijs stuk slaan en met onze handen eruit halen. Dat was heel zwaar werk. Ik heb in de oorlog genoeg wintersport gedaan! Er werden in Oostzaan ook veel clandestien koeien geslacht. Mijn vader deed dat dan niet zelf, maar het gebeurde wel in het kippenhok achter ons huis. We hebben een keer in één nacht acht koeien geslacht. Dat vlees werd weer verkocht en wij kregen ook wat. Op zolder vermaalde mijn vader de tong en de lever en wat er nog uit de koeienkoppen kwam in een gehaktmolentje en dat verkocht ie. Het gebeurde allemaal stiekem. Ik weet nog dat op een dag burgemeester De Bree, een echte NSB’er, samen met de politie ons huis binnenviel. Dat was heel eng. Ze hadden gehoord dat er geslacht was en volgens een man verderop was de slager een blonde man. Gelukkig had mijn vader zwart haar. Hij is niet opgepakt. Die politieman is later mijn schoonvader geworden.’

School: De Kweekvijver

‘Mijn opa was geweldig!’

Met wat gezonde spanning fietsen Roan, Savina en Hela van basisschool De Kweekvijver van Oostzaan naar Zaandam. Daar woont Siem Meijn nu met zijn vrouw Gre. Vooraf hebben ze samen op school het interview voorbereid. In zijn tuin wacht Siem, samen met Gre, de kinderen al op. Ze gaan naar binnen en worden verrast met… chocolademelk en taart! Daarna zoeken ze buiten in de tuin een geschikt plekje op waar ze het interview houden.

Wat is er met uw moeder gebeurd toen de oorlog voorbij was?
‘Dat was niet leuk. Op 7 mei 1945 kwam mijn moeder met de trein naar Oostzaan. In het dorp stonden zo’n 120 mensen haar op te wachten want als je met de Duitsers had ‘aangelegd’, dat is gevrijd of gekust, kwamen ze je ophalen, werd je kaal geschoren, en dan ging er teer over je hoofd en veren. Dan moest je vooruit lopen voor de spot. Mijn moeder zat die middag in het huis van mijn opa want mijn tante was jarig, toen die menigte haar kwam ophalen. Mijn opa stormde al vloekend naar buiten: ‘Als er nog meer mensen op mijn worf komen’, dat is erf op z’n Oostzaans, ‘dan schiet ik ze op de harses!’ Hij had een skietmasker in zijn handen waarmee ze in die tijd koeien doodmaakten. Uiteindelijk zijn er een paar mensen met hem gaan praten en hoefde mijn moeder niet mee. Wel moest ze daarna wel zes maanden binnen of op het erf blijven.’

Wat voor impact heeft dat op uw jeugd gehad?
‘Heel erg veel. Teveel. Ik ben veel gepest vanwege mijn moeder. Ik zat op de Noorderschool en in de eerste klas haalde ik alleen maar zevens en achten, ik was dus heel goed. In de tweede klas deed ik weer mijn best, maar haalde ik vieren en vijven, en twee zesjes voor vlijt en gedrag. Ik begreep er helemaal niets van. Thuis kreeg ik op mijn donder en moest ik 100 sommen maken. Mijn moeder is de volgende dag naar school gegaan en kwam al na 10 minuten terug. De juffrouw was erachter gekomen wat mijn moeder in de oorlog had gedaan en daarom werd ik gepest. Vanaf toen ging ik naar de Kerkbuurtschool. Ik was altijd bij mijn opa, hij was geweldig en daar ben ik blij om. Ik had een Jol en ging vaak varen, met een fuik stiekem vissen vangen. Ik was best een ondeugende jongen, ik vocht veel en moest van mijzelf afbijten.’

Schaamde u zich voor uw moeder?
‘Nee, absoluut niet, dat was gewoon mijn moeder. Ik vond wel dat ze mijn zussen voortrok; ik had het gevoel dat ze mij niet moest. Twee keer ben ik bijna verdonken terwijl mijn moeder wegliep, mijn tante heeft mij gered. Toen ik 18 was, veranderde de situatie. Ik was verliefd geworden op Gre en ik moest kiezen tussen haar en mijn moeder. Ik ben nooit meer thuis geweest. Het enige dat ik van mijn vader weet is dat hij in Tuindorp-Oostzaan woonde en in 1994 is overleden. Meer weet ik niet. Mijn stiefvader is voor mij mijn vader geweest. Ik heb een halfbroer en drie halfzussen. Ze leven allemaal nog. Vroeger had ik geen vrienden, wilde ik ook niet. Nu heb ik wel vrienden. Wees altijd eerlijk, ook tegen je kind. Nooit liegen.’

School: De Kweekvijver

‘Ik kreeg een pistool in mijn nek’

Met de auto rijden de kinderen van Oostzaan naar Zunderdorp, een klein dorpje in landelijk Noord. Daar zijn Gwen, Aurelius, Lois en Tyrone van basisschool De Kweekvijver nog nooit geweest. Aagje Verweij woont niet ver van het huis waarin ze opgroeide tijdens de oorlog. Achter haar geboortehuis stond een schuur en daarin was een groentewinkel. Ze hadden ook twee paarden en een kar, waarmee haar broer en vader de groente rondbrachten.

Merkte u veel van de oorlog?
‘Wij hebben hier in de oorlog niet zo veel gemerkt van al die narigheid, maar we hadden wel veel Duitsers in het dorp. Aan het begin van het dorp staat de Stadshoeve, dat is nu een soort kinderopvang, maar in de oorlog stonden daar allemaal barakken met Duitsers. Die waren hier gelegerd. Ongeveer een kilometer hier vandaan, op de Poppendammergouw bij de boerderij van boer Smit, zat een bataljon met zoeklichten. Die gingen ‘s avonds schijnen in de lucht. Een kilometer de andere kant op, bij de Nieuwendammergouw, stond een afweergeschut. Die schoten dan op de vliegtuigen. Dus de zoeklichten schenen in de lucht en als er dan een vliegtuig vloog, schoot dat afweergeschut hem uit de lucht. Ik herinner me wel dat ik ‘s nachts bang was als er vliegtuigen overkwamen en er werd geschoten. Maar de volgende dag ging ik dan weer granaatscherven zoeken voor mijn verzameling. We waren dus wel helemaal omringd door Duitsers, maar geweld is hier nooit geweest.’

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt?

‘Op zaterdagavond moest ik altijd melk halen bij de boer hier iets verderop, de familie Kranstauber. Op een keer was de boer niet thuis. Er was nog nog een andere jongen en een man die ook voor de melk kwamen en we stonden met z’n drieën bij die boerin. Ineens was er een overval. We moesten met ons gezicht tegen de muur gaan staan. Ik kreeg een pistool in mijn nek. Ze vroegen de boerin om geld en eten, maar dat wilde ze niet geven. Het ging allemaal heel moeilijk want die man die er ook was, draaide zich steeds om. En de overvallers schreeuwden telkens heel hard. Ik vond dat heel beangstigend. Later kwam de boer thuis en die begreep toen dat het mensen van het verzet waren geweest die langskwamen. Ze pleegden overvallen om aan eten en geld te komen voor de onderduikers, die moesten natuurlijk ook eten hebben. Mijn ouders wilden eerst niet geloven wat er was gebeurd.’

Heeft u ook honger gehad?
‘Nee, wij hebben het niet zo slecht gehad. Mijn vader had natuurlijk ook een groentezaak dus er was altijd wel eten. Alles werd wel steeds minder. Bij ons in het dorp werd ook clandestien geslacht. Dat betekent dat er stiekem koeien geslacht werden. Het vlees werd dan verkocht of verdeeld onder dorpsgenoten. Wij wisten altijd precies waar en wanneer dat gebeurde want onze hond Hertha kwam dan weer thuis met een klomp of schoen. Herta rook de geur van het vlees natuurlijk en die schoenen of klompen stonden dan buiten de deur en die nam ‘ie dan mee. Later kwam de eigenaar zijn schoen dan weer bij ons ophalen. Dat was wel grappig.’

Was u blij toen de oorlog voorbij was?
‘Op 7 mei ging ik met mijn broer vanuit het dorp naar Amsterdam om de bevrijding te vieren. Toen we vanuit de Nieuwendijk naar de Dam wilden lopen, kwamen ineens allemaal mensen aanhollen. Op de Dam werd op de mensen geschoten. Iedereen zocht een schuilplaats. Het was heel eng. Toen het weer wat rustiger was, zijn wij ook weer teruggegaan, via de Tolhuispont. Ik was blij dat mijn broer Gerrit bij me was en dat we weer veilig in Noord aankwamen.’

     

School: De Kweekvijver

‘Je hoorde dat er geschoten werd’

Nico Lopez Cardozo was pas twee jaar toen de oorlog begon. Toch heeft hij nog best veel herinneringen aan de oorlog. Meneer Lopez Cardozo woonde destijds nabij de Burcht in Zaandam, boven de winkels. Hij kan zo goed vertellen dat het voor Elisabeth, Linc, Indy en Tej van basisschool De Kweekvijver voelt alsof ze er zelf bij waren.

Had u onderduikers in uw huis?
‘Die hebben wij niet gehad, maar mijn vader is wel even ondergedoken geweest. Op een dag was er bij ons in de buurt een razzia. Dit betekende dat alle mensen uit hun huis werden gehaald. Ook op onze deur ramden de Duitsers terwijl ze riepen: ‘Daraus!’. Mijn moeder schrok vreselijk en sloot zich op de wc op. Maar dat werkte niet want het slot was kapot. Een Duitser pakte mij bij de armen en nam me, hup, de trap af, met mijn moeder er achteraan. Mijn vader, die van Joodse komaf was, had ze zien aankomen. Hij is gevlucht door over het balkon te klimmen en weg te rennen, en heeft daarna in Amsterdam ondergedoken gezeten. Wij waren intussen het huis uitgegooid. Terwijl we op de Burcht stonden, werden er een heleboel mensen neergeschoten. Dat was heel eng… je hoorde dat er geschoten werd. Veel mensen moesten huilen. Nu hangt op deze plek een plaquette. Mijn vader is gelukkig weer heelhuids terug gekomen. Voordat hij vluchtte, had hij ons een gouden ring gegeven. ‘Als ik niet meer terugkom’, had hij gezegd, ‘hebben jullie nog iets om van te kopen.’

Heeft u bommen gezien?
‘Ja, in Zaandam is ook een bom gevallen, die kwam heel onverwacht. Je hoorde ineens een gierend geluid en een dreun… dat was echt verschrikkelijk! Ik weet niet of de bom door de Duitsers of de Amerikanen is gegooid. Hij kwam terecht op een school. Naast de school was een slagerij, en de dochter van de slager is toen overleden. Gelukkig gebeurde het op een zaterdag, anders waren er veel meer mensen omgekomen.’

Ging u vaak naar buiten?
‘Ja hoor, lekker overdag buiten spelen. Alleen als er luchtalarm was, moest je zorgen dat je thuis was, of desnoods in een winkel. Buiten blijven was gevaarlijk. Maar goed, daar wende je aan. Toch blijft het een rot gehoor. Als tegenwoordig het alarm op maandag begint te janken, komt heel vaag die herinnering aan het luchtalarm terug.’

Wat deed u bij de bevrijding?
‘De meeste mensen hingen de vlag uit want dat was in de oorlog verboden. Ik kan me ook herinneren dat er opeens iemand in de buurt een oliebollenkraam had. Hoe ze eraan kwam, weet ik niet. En je kon ineens ook palingen kopen, zulke palingen… Mensen stonden er voor in de rij in de Savornin Lohmanstraat. Nog geen tien minuten later gingen ze over hun nek want dat vette spul waren ze niet meer gewend. Ik kan me ook herinneren dat er feesten waren, beetje carnavalachtig met optochten, hossen en dan trokken de feestgangers bij de Burcht de brug over, in de buurt van de Gedempte Gracht. Maar plotseling was er paniek en stoof iedereen alle kanten op. Bleek dat er nog Duitsers waren, fanatiekelingen die op de menigte schoten.’

    

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892