Erfgoeddrager: Zelai

‘Hier zeiden ze dat we daar lekker in de zon hadden gezeten’

Vijf tweedeklassers van Het 4e Gymnasium interviewen Annemarie ten Brink in één van de lokalen op deze Amsterdamse middelbare school. Boet, Olim, Zelai, Kaysa en Lara hebben nagenoeg dezelfde leeftijd als Annemarie toen de oorlog net afgelopen was. De leerlingen vragen honderduit over leven en overleven voor, tijdens en na de oorlog.

Hoe veranderde de oorlog uw leven?
‘We woonden in Surabaya waar ik ook geboren ben. We hadden een vrijstaand huis en veel personeel. Het was het koloniale leven. Vanwege de hitte hadden we alleen ‘s morgens school. ‘s Middags lagen we te lezen, deden spelletjes of speelden in de tuin. Toen de oorlog uitbrak, veranderde alles. Alle mannen werden direct opgepakt. Mijn vader, die de Slag in de Javazee had overleefd, vluchtte de bergen in. De Indonesiërs hielpen de Japanners en vertelden waar mannen, zoals mijn vader, zich verstopten. Al gauw werd mijn vader opgepakt. Ik heb hem nooit meer teruggezien. We moesten voor elke Jap die we tegenkwamen buigen. Later, in het kamp, hadden we iedere dag appèl en dan moest je gebogen blijven staan totdat je hoorde: ‘[Keh-ree]!’. Dat betekende dat je overeind mocht komen. In het kamp kregen we steeds slechter en minder eten, we verzwakten snel en waren ondervoed. We hadden 50 centimeter per persoon plaats en dat was alles wat we hadden. Gelukkig waren wij met z’n vijven. We sliepen in een volgepakt lokaal, aan twee kanten waren daar britsen. Op de één of andere manier wisten de Japanse altijd alles en dan werd er hardhandig gestraft. Ik heb wel eens voor straf in de zon moeten staan. Dat was een flinke straf hoor; rond het middaguur in de tropenzon staan. Je valt onmiddellijk flauw.’

Hoe was de bevrijding?
‘Wij zijn op 15 augustus 1945 bevrijd. Japan gaf zich over toen de Amerikanen een atoombom op Hiroshima gooiden. We renden het kamp uit, maar we renden net zo hard weer terug. Na de oorlog wilden de Indonesiërs ons absoluut niet terug. Vooral de jonge mannen waren agressief naar ons toe. Voor onze eigen veiligheid renden we toen het kamp weer in en ging het hek weer dicht. In het begin was het bevrijdingsleger er nog niet en toen beschermden de Japanse bewaking ons tegen de Indonesische bevolking. Dat was heel gek. We hoefden toen niet meer te buigen, er werd niet meer geschreeuwd en er werd niet meer gestraft. Het eten werd ook veel beter. Daaraan merkten we dat het geen oorlog meer was, maar de situatie was verder hetzelfde.’

Hoe was het in Nederland?
‘Het heette ‘terug naar het vaderland’, maar wij waren nog nooit in het vaderland geweest. We kwamen midden in de winter aan in Nederland. Het was een barre reis; het schip had geen winteraccommodatie en wij hadden alleen maar onze versleten tropenkleren. We hadden niets meer, alleen elkaar. Mensen in onze omgeving vonden ons maar raar. Wij hadden een beetje een gele kleur en praatten met een Indisch accent. Ze deden ons na. De oorlog in Nederland was ook nog maar net afgelopen. Als de mensen hoorden dat wij in een Jappenkamp hadden gezeten, werd er tegen ons gezegd dat Jappenkampen geen vernietigingskampen waren. Nee, het waren geen vernietigingskampen. In het Jappenkamp ging je langzaam dood. En er gingen véél mensen dood. Ze zeiden ook dat we geen koude hongerwinter hadden meegemaakt, maar lekker in de zon hadden gezeten. Je hield dus maar je mond. Je kwam hier en je moest gewoon door.’

Heeft de oorlog uw persoonlijkheid veranderd?
‘Ik denk het wel. Je moet beseffen dat wij niet alleen oorlogsslachtoffer zijn geweest, maar ook dader. We hebben vier jaar geprobeerd om de Indonesiërs klein te krijgen. Het was een vuile oorlog waar te lang over is gezwegen. Toen ik dat besefte, wist ik dat ik mijn verhaal wilde delen. Mijn vader kwam na de Slag in de Javazee bij ons terug. Hij was een bange man geworden, compleet veranderd door angst. Ik weet niet wat hij heeft meegemaakt, want hij vertelde ons niks. Het moet vreselijk geweest zijn. Het verhaal van mijn vader doet me nog altijd pijn en dat is ook een van de redenen dat ik hier zit. Ik ben de dochter van een marineofficier, maar ik ben anti-oorlog. Je krijgt geen vrede met een geweer. Dat lukt niet. Kijk naar het Midden-Oosten, kijk naar Israël, dat blijft maar vechten, vechten, vechten. Echt, oorlog is voor niemand goed.’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892