Erfgoeddrager: Valerie

‘De geschiedenis van slavernij is onze gedeelde geschiedenis’

Valerie en Sam van het MLA aan de Van Ostadestraat in Amsterdam-Zuid lopen naar de Oranjekerk vlak bij school om Carla Milan te interviewen. Bij aankomst zien ze haar al zitten aan een grote tafel, helemaal coronaproof, met een kopje koffie en grote familiefoto voor zich op tafel. Na kennismaking leest Valerie de eerste vraag voor van een lange lijst die ze hebben voorbereid.

Kunt u iets vertellen over uw familie en uw voorouders?
‘In mijn familie zijn verschillende geschiedenissen verbonden. De moeder van mijn moeder is geboren in 1901 en zij is Afro-Amerikaans. Haar wortels liggen in Afrika. In welk jaar haar vader, mijn opa, is geboren weet ik niet. Ik ken hem alleen vaag van foto’s. Hij was een witte Joodse man van Duitse afkomst, een boeroe.  Mijn moeder is iets lichter van kleur geworden. Mijn broers, zussen en ik zijn weer donkerder, omdat mijn vader donkerder was. Kijk, hier staan we op een foto uit 1963. Ik was toen tien en we vierden honderd jaar afschaffing van slavernij. De geschiedenis van slavernij is niet alleen Surinaamse geschiedenis, het is onze gedeelde geschiedenis. Ik draag deze Jodenster als ketting, omdat ik ook met die geschiedenis verbonden ben door mijn Joodse opa. Het is waar ik vandaan kom. Mijn moeder is 93 jaar en leeft nog, mijn vader is een jaar na hun 60-jarige huwelijksfeest overleden. Mijn vier broers, drie zussen en ik kijken met trots naar de foto’s van het feest. We zijn dankbaar dat ze altijd hun best voor ons gedaan hebben en dat ze ons zorgeloos hebben laten opgroeien. Ze hebben ons nooit belast met wat hun dwarszat.’

Vindt u geschiedenis belangrijk?
‘Ik vind het heel belangrijk dat op school in Nederland ook over de geschiedenis van Suriname lesgegeven wordt. Het werd tijd. Dan pas begrijp je ook waarom ik en andere mensen hier in Nederland zijn. Op school in Suriname leerde ik vroeger hetzelfde als de kinderen in Nederland. Uit dezelfde boeken, dus over de provincies en hoe de rivieren stroomden. Dat de Rijn langs Nijmegen loopt en de Lek langs Lopik, maar we wisten niets van de rivieren of steden in Suriname zelf. Ik vond dat toen helemaal niet gek, want we hoorden bij Nederland. Ik heb ook altijd een Nederlands paspoort gehad en voelde me een Nederlands meisje. Dat ben ik nog steeds… een Nederlands meisje met Surinaamse achtergrond, en inmiddels wat ouder.’

Voelde u zich ook Nederlands in Nederland?
‘Ik bén Nederlands. Soms maakte ik mee dat mensen me anders zien. Een jaar of twintig geleden was mijn moeder uit Suriname hier op vakantie. We gingen een dagje weg naar Urk en Staphorst, met een grote bus met zestig mensen. Onderweg stopten we ergens om een kopje koffie te drinken. Ik vond het gek dat de buschauffeur tegen ons ze: “Mensen we gaan hier voor een bakkie koffie, maar doen jullie gewoon”. Ik vroeg me af waarom hij dat zei. Maar toen we uitstapten, wist ik niet wat ik meemaakte. Allemaal mensen keken naar ons alsof we in een dierentuin zaten. Die blikken zeiden zoveel. Dat vergeet ik nooit meer. Het voelde heel ongemakkelijk, maar ik voel me er niet meer of minder om.’

Hoe zouden mensen met elkaar om moeten gaan?
‘Mensen hebben verschillende kleuren en daar is niets mis mee. Maar probeer over kleur heen te kijken. Ik was laatst met mijn kleinkinderen bij een open dag in Hilversum. De studenten die er zo uit zien als wij, waren op één hand te tellen. Laten we het niet over zwart en wit hebben, maar laten we elkaar respecteren en met elkaar praten. Zonder je eigen regels of godsdienst aan elkaar op te dringen. Mensen zeggen weleens tegen me dat ik van alle markten thuis ben. Dat moet ook, want we wonen in dit land met verschillende mensen en dan moet je je aanpassen. Dat kan! Kijk maar naar mijn trappenhuis, daar wonen we met mensen met een Nederlandse, Marokkaanse, Turkse en Surinaamse achtergrond en we gaan goed met elkaar om en helpen elkaar als het kan. Ook al komen we niet bij elkaar over de vloer. We hebben respect voor elkaar.’

 

Erfgoeddrager: Valerie

‘We wisten niet eens wat er aan de hand was’

Eva, Zilver, Amy en Valerie van het Zaanlands Lyceum gingen op bezoek bij Annemie Doorgeest (1937). Ze vonden het heel gezellig in haar huis aan de Zaan, dat vol hangt met schilderijen die ze zelf maakt. In de oorlog woonde Annemie in een zijstraat van de Westzijde. Ze was drie jaar toen de oorlog begon.

Wanneer begon de oorlog voor u echt?
‘Er werd bij ons in de familie niet echt veel over de oorlog gepraat, maar ik weet wel dat er soldaten binnen kwamen om te zoeken naar mijn vader en andere mannen. Dat noemden ze een razzia. Ze zochten jonge mannen voor in het leger. Aan de kinderen werd niet veel verteld, want als zo’n soldaat zou vragen: “weet jij waar papa is?” dan zou je dat natuurlijk kunnen vertellen. Wij hebben later gehoord dat mijn vader en zijn broer en een vriend met een roeiboot het Westzijderveld in gingen. Mijn zus Ina was net voor de oorlog geboren. En aan het eind van de oorlog raakte mijn moeder nog in verwachting van Ireen. Ik praatte nooit met mijn zus over de oorlog, we wisten niet eens wat er aan de hand was. Daar werd altijd heel geheimzinnig over gedaan. “

Merkte u op school wat van de oorlog?
‘Ik zat op een christelijke basisschool die op het laatst bezet werd door de soldaten, dat weet ik nog. De school was op de Gedempte Gracht, op de hoogte waar nu de Blokker zit. Toen de school bezet werd moesten wij naar de kerk op de Vinkenstraat. En dan was er nog maar een klein deel van de klas dat daar les kreeg. We werden ook vaak naar huis gestuurd, omdat er gewoon geen mogelijkheid was om les te geven. Ik was natuurlijk jong, dus ik was blij dat ik weer buiten mocht spelen. Er ging altijd wel iemand mee naar het speeltuintje of naar een buurman of buurvrouw.’

Had u veel vriendinnen op school?
‘Ik had wel een paar vriendinnen. Sommigen spreek ik nog wel, maar anderen zijn al overleden. Veel vriendinnen zijn al wel van de mulo, de middelbare school zeg maar. Mijn moeder was toen ik op de Mulo zat vaak ziek, dus daar was ik wel verdrietig om. Mijn vriendin Erna had een Joodse moeder en die moeder had een grote familie. Meer dan de helft is omgebracht, maar haar moeder en Erna gelukkig niet. Zij hebben ook samen ondergedoken gezeten, daar spraken we samen wel eens over. Zij droeg ook in de oorlog een Davidsster.’

Hoe was uw welzijn qua kleding en eten in de oorlog?
‘Ik moet eerlijk zeggen: goed. Mijn moeder was heel handig met de naaimachine en mijn vader zat dag en nacht in de schuur om klompen en sandalen te maken. Aan kleding hebben wij nooit te kort gehad. Eten hadden we ook genoeg. We hadden een moestuin achter in de tuin en daar verbouwde mijn vader eten. We hadden ook twee boeren als buren en daar kregen we ook wel eens melk van of eieren. Mijn tantes werkten bij Verkade en van hen kregen we soms meelzakken. We hadden ook soms wol van schapen die geschoren werden en daar konden we weer truien van breien.’

Hoe was de Bevrijding voor u?
‘Ik weet nog dat ik met mijn moeder de Westzijde op liep en het was overal feest. Mensen die nog een vlag hadden hingen die uit en winkels gingen weer open, vaandels werden uitgegeven waarop stond ‘Nederland herrijst’. Ik weet ook nog dat vrouwen werden opgepakt en werden kaalgeschoren voor hun omgang met Duitsers. Dit was op de Westzijde. Ze werden op een kar de stad rondgereden. In juli werd mijn tweede zusje Ireen geboren, dus daar was iedereen ook druk mee. Ik was veel bij mijn tantes. Op een dag kwam mijn vader aan fietsen om te vertellen dat er een meisje was geboren. Mijn zusje en ik mochten ook mee kijken en we gingen bij mijn vader achterop zijn fiets met houten banden. In die tijd waren er nonnen als verpleegsters, dus toen heb ik even gekeken en toen ging ik weer terug naar mijn oom en tante. In mijn familie werd er eigenlijk ook niet meer over de oorlog gesproken, het onderwerp ging al vrij snel over naar Nederlands-Indië, dat was toen aan de orde. Later hebben we ook nog wel schuilplekken gevonden voor als er weer een razzia was, maar dat werd dus pas na de oorlog verteld. Er werd mij later ook verteld over bomaanslagen. Ik zag natuurlijk wel eens Duitse vliegtuigen zien overgaan, maar was me nooit bewust geweest wat dat precies betekende.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892