Erfgoeddrager: Thijn

‘Iedere zondag moest ik naar de kerk; anders was je afvallig. Als je ging ontving je een reçu (een strookje met het stempel van de kerk erop) als bewijs dat je naar de kerk was geweest. Dat moest je maandag op school inleveren, zo niet dan werd je met een mooi geslepen lat op je vingers geslagen’

Ditte, Amy en Thijn gaan met de auto naar Alkmaar om Henk Heilbron te interviewen die opgroeide in Paramaribo in Suriname. De Surinaamse vogel in het huis van Henk trekt meteen de aandacht, mogen we die aaien? Later blijkt dat de vogel vrij rondvliegt en land op het hoofd van Ditte en de arm van Amy, hoe leuk is dat!

Ditte: Waarom ging u weg uit Suriname?  Hoe voelde u zich in Nederland? Werd u gediscrimineerd? Hoe hield u zich staande?

Natuurlijk werd ik gediscrimineerd, vooral in het begin. “Ga terug naar je apenland” riepen ze dan, sambo! Dat was soms wel pijnlijk.

Toen ik jong was voelde ik me vaak verdrietig en boos. Ik was toen nog heel vatbaar voor dat soort opmerkingen. Maar je groeit er mee op en raakt eraan gewend.  Het heeft me ook sterker gemaakt zonder dat ik het wist. Heel lang had ik geen zelfvertrouwen en twijfelde ik aan mezelf. Maar op een dag werd ik wakker en dacht ik: als ik nu niet de volgende stap zet blijf ik hier staan en kom ik niet verder. Ik ben wie ik ben en doe wat ik moet doen om mijn doel te bereiken.

Iedereen heeft zijn kwaliteiten. Vaak werd er gedacht bij sollicitaties en op de werkvloer: hij is een donkere man, wat zal hij kunnen? Maar je kunt bewijzen in je werk dat je het kan en dat heb ik gedaan.

Overal wordt er gediscrimineerd. Ook onderling gebeurt dat in Nederland en ook Surinamers pesten elkaar.  Mensen weten niet beter. Daarom is het belangrijk om altijd sterk te staan, op je eigen benen en je er niets van aan te trekken.

Ik ben gaan werken met mensen met autisme en hersenbeperkingen; ik had een goede klik met ze en in dat werk werd ik heel er gewaardeerd.

Net zoals wilde dieren in de rimboe, dieren scannen en pakken die zwak zijn, doen mensen de mensen pijn die daar ontvankelijk voor zijn. Je kunt dus beter je zwaktes niet laten zien omdat dat tegen je gebruikt kan worden.

Heb ook niet te veel verwachtingen van mensen, maar wel van jezelf. Ik heb 1 ding geleerd; als je goed doet naar andere toe, dat het goede vanzelf naar je toe komt. Als je te boosaardig bent trek je het boze naar je toe.

Thijn: Hoe zat dat met de kerk in Suriname en het geloof? Waar werden de bijbel en het geloof door de kolonialisten voor gebruikt?

Het geloof had alles te maken met het koloniale verleden. Nederland gebruikte het geloof en de bijbel om de bevolking haar regels en waarden en normen op te leggen en om mensen aan zich te binden.

Ik werd dus katholiek opgevoed omdat Nederland dat wilde. Het geloof werd me opgedrongen; je had in Suriname protestant, katholiek en het geloof van de bevolking zelf, in de natuur. Maar je moest katholiek zijn omdat Nederland het voor het zeggen had.

Iedere zondag moest je naar de kerk; anders was je afvallig. Als je ging ontving je een reçu (een strookje met het stempel van de kerk erop) als bewijs dat je naar de kerk was geweest. Dat moest je maandag op school inleveren. Als je dat op school niet maandag kon overhandigen aan de frater, een pastoor die hoofd van de school was, werd je in de hoek gezet. Na afloop van de ceremonie werd je op het matje geroepen. Veel jongens kregen met de lat. Deze lat werd gemaakt van mooi hout en werd mooi geslepen en daarmee sloeg de pastoor je op de vingers. Dat deed echt heel veel pijn.

Amy: wat is er gebeurd met uw voorouders? Werkten zij als tot slaafgemaakten? Hoe werkt dat door in u?

Mijn ouders moesten hard werken in de koloniale tijden en werden niet naar behoren uitbetaald. Nederland had het voor het zeggen. Ze moesten zwaar werk verrichten, mijn vader werkte als mecanicien in de mijnbouw van aardolie en goud en mijn moeder als schoonmaakster. Ik hielp ze altijd mee omdat het zo zwaar was voor ze. Zij zijn mijn grote voorbeelden.

Mijn oma s moeder was een slavin. Dat was wel een periode waarin de kansen iets beter werden voor de tot slaafgemaakten. De slavenhandelaren in die tijd gingen relaties aan met en maakten misbruik van donkere vrouwen. Hun kinderen waren lichter van kleur en hoe lichter van kleur hoe beter de kansen.

Mijn ouders hebben weinig onderwijs gehad, dat was in die tijd niet voor iedereen en dat heeft me wel beziggehouden. Ik dacht altijd; ik moet het beter doen dan zij het hebben gedaan.

Maar als je bezig blijft met het verleden is dat niet goed denk ik. Sommige mensen zitten nog in de pijn van het slavernijverleden maar de samenleving van nu kan niets doen aan het slavernij verleden. Dat waren hun voorouders en misschien dat niet eens.

Wat wel zo is dat jouw voorouder ook een donkere man of vrouw kan zijn geweest en daarom leg ik iedereen uit dat je nooit weet wat jouw afkomst is en dat je nooit moet neerkijken op een ander. Probeer altijd begrip te tonen voor iedereen.

Hoe was het om op te groeien onder een koloniaal systeem?

Ik wist niet beter maar naarmate ik ouder werd ging ik het leven anders bekijken en besefte ik dat er dingen niet klopten. Ik zag dat niet iedereen gelijk was. Vooral op school merkte je dat; hoe lichter je van kleur was hoe beter je kansen waren.

Maar het systeem had ook zijn voordelen. Er was goed onderwijs en structuur maar daarnaast was er te veel kastijding en machtsmisbruik.

 

Erfgoeddrager: Thijn

‘De Duitse soldaten luisterden met ons mee naar de radio’

Het interview met Jan Weder vindt plaats op de school van Jairah, Thijn en Sem. Ruim op tijd, op de fiets, komt de 86-jarige aan bij de J.D. van Arkelschool in Broek op Langedijk. Daar vertelt hij aan de hand van foto’s uit de oorlogstijd over Broek op Langedijk tijdens de oorlog.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Op 10 mei 1940 – vijf dagen later werd ik zeven – werd ik wakker gemaakt door mijn moeder. “Het is oorlog,” zei ze. Ik word nog emotioneel als ik aan dat moment denk. Met mijn twee broers klom ik op het dak, dat was een plat dak, om naar de vliegtuigen die het vliegveld van Bergen bombardeerden te kijken. Dat was natuurlijk machtig om te zien als jongen.’

Wat merkte u van de Duitsers?
‘Mijn vader was bakker en we hadden een lunchroom. Daarnaast verkochten we ook benzine, olie, banden en accu’s. Grappige combinatie, hè. In 1943 werd een Duits bataljon met vijftien paarden in de keuken van ons bakkershuis gestald. De soldaten waren erg aardig. In de oorlog mochten we niet naar de radio luisteren; alle radio s werden gevorderd, ingepikt. Mijn vader had net een nieuwe radio gekocht en wilde deze natuurlijk niet inleveren. Hij leverde daarom zijn oude radio in. Zo luisterden we stiekem toch naar de radio, En de Duitsers van het bataljon luisterden mee. Met hen hadden we een hele goede band.
Ook moest iedereen zijn fiets inleveren. Dat wilde men niet, waarop sommigen hun fiets tijdelijk in de sloot verborgen en zeiden dat ze geen fiets hadden. Of men maakte van zijn of haar fiets iets geks. Fietsen die er anders uitzagen wilden de Duitsers ook niet. Fietsbanden waren overigens niet meer te koop in die tijd. Als je toch ging fietsen en je had geen banden meer, reed je op zogenoemde antiplofbanden, gemaakt van een stuk tuinslang of een reepje autoband.

Heeft u gevaarlijke dingen meegemaakt?
‘We speelden vaak op de strobalen in het bollengebouw tegenover ons huis. Nou ja, eigenlijk braken we in om daar te spelen. Een buurjongen is een keer naar beneden gevallen en moest toen zes weken in een donkere kamer herstellen. En nog gevaarlijker: op een avond brak er brand uit en is het gebouw afgebrand. Dat was een hele enge situatie, zo dichtbij ons huis. We voelden de hitte van de vlammen, die doordat de wind vanuit het westen kwam, over ons heen waaiden. Mijn vader stond op het dak met emmers water om het huis te koelen. Gelukkig is dat goed afgelopen.’
      

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892