Erfgoeddrager: Rafiq

‘Mijn moeder was zo zwak dat ze in elkaar zakte’

Fanny Heymann woont in Amersfoort, in een huis met veel kamertjes en hoeken. Overal aan de muur hangen schilderijen. Mevrouw Heymann schildert zelf ook. Rico, Rafiq en Lina van de Twiskeschool in Noord hebben tijdens de autorit naar Amerfoort hun vragen goed voorbereid. Ze luisteren aandachtig als mevrouw Heymann haar aangrijpende verhaal over de oorlog vertelt.

Hoe begon de oorlog voor uw ouders?
‘Mijn ouders zijn in 1939 gevlucht vanuit Duitsland naar Amsterdam. Ze woonden in Franfuhrt an der Mein. Dat is een grote stad waar Anne Frank en haar gezin ook als Duitse Joden uit weg zijn gevlucht. In Duitsland werden toen al veel Joden opgepakt, dus ze dachten dat het in Amsterdam veilig was. Mijn vader had een winkel in de Hoogstraat met goud en zilver, daar leefden we toen van. Maar in 1943, toen ik twee jaar oud was, werd in onze buurt een razzia gehouden en daarbij zijn we opgepakt. We hebben toen met z’n allen één jaar in Westerbork gezeten, het kamp waar alle Joden werden verzameld, bovenaan in Drenthe.’

Wat gebeurde er in het kamp?
‘Mijn vader moest in Westerbork hard werken, maar mijn moeder mocht bij mij blijven omdat ik nog zo klein was. Na een jaar gingen we naar Bergen Belsen. Dat was een heel groot kamp, maar niet een kamp waar ze je dood maakten. Je kreeg er gewoon bijna geen eten en je moest heel hard werken. Mijn vader is er hard geslagen en werd erg ziek. In het kamp waren geen ziekenhuizen en ook geen medicijnen dus hij is daar gestorven. Mijn moeder bleef achter met ons. Ik kon als tweejarige niet lopen omdat ik te weinig eten kreeg dus mijn moeder droeg mij altijd op de arm. Mijn zus Esther was in die periode tien jaar en moest stenen sjouwen van de ene kant van het kamp naar de andere, maar dan moesten ze de stenen ook weer terug dragen, dus het had helemaal geen zin. Dat deden de Nazi’s alleen maar om ze te pesten. Van Esther en mijn broer Alfred weet ik het meeste over de kampen, want ik weet natuurlijk niks van mijn tweede jaar. In Bergen Belsen hebben we een jaar gezeten. Op het eind van de oorlog hoorde de Nazi’s dat de Engelsen eraan kwamen om het kamp te bevrijden. Toen hebben ze alle Joden in treinen gestopt met munitie eronder. De bedoeling was om onderweg die treinen op te blazen Maar dat is niet gelukt… anders had ik hier natuurlijk niet gezeten. We zaten met tweeduizend mensen opgepropt in die treinen. In een dorpje in Oost-Duistland is de trein bevrijd door de Amerikanen. Mijn moeder was zo zwak dat ze in elkaar zakte. Dat is het enige beeld dat ik van de oorlog heb. Ik weet nog dat ik heel hard schreeuwde in het Duits: ‘Mutti, wo bist du?’ Mijn moeder werd meteen naar een ziekenhuisje gebracht, we hebben haar niet meer gezien. Ze is drie dagen later overleden en begraven op een begraafplaatsje vlakbij Maagdenburg in Oost-Duitsland. Maar toen de Russen daar een poosje later kwamen, hebben ze er een voetbalveld gemaakt en is het graf van mijn moeder verdwenen. Pas vijftien jaar geleden hebben wij die plek weer teruggevonden want de naam van mijn moeder was aldoor verkeerd gespeld. Er stond ‘Motta Herman’ in plaats van Meta Heymann. We waren heel blij dat we het graf gevonden hebben en van die vreugde heb ik een heel mooi schilderij gemaakt.’

Bent u naar een pleeggezin gebracht?
‘Ja, de Amerikanen hebben ons met een trein naar Nederland laten gaan. Esther wist nog dat we uit Amsterdam kwamen maar dat was nog niet bevrijd, dus zijn we er in Maastricht uitgegaan. In Maastricht werd gevraagd of er nog Joodse mensen waren die een kind wilden hebben. Wij waren met z’n vieren, maar niemand wilde vier kinderen hebben. Esther is bij mensen gekomen die één kind wilde. Ik ben samen met mijn zusje Berthi bij een niet-Joodse Duitse vrouw en een Joodse man terechtgekomen. Ze heetten Kathy en Simon van Frank, dat waren dus mijn pleegouders. Zij waren al wat ouder en hadden zelf geen kinderen. Mijn broer Alfred kwam terecht in een weeshuis in Bussum, omdat er geen gezin meer was. We zagen hem nog maar een keer per jaar. Toen hij 14 jaar was, vertrok het weeshuis naar Israël. Dat was een hele verdrietige dag, we hebben die dag samen doorgebracht en veel gehuild. Pas vier jaar later zagen we hem weer, toen kwam ie ons opzoeken. Hij woont nog altijd in Israël, maar elke zondagochtend om precies half 9 belt hij me op en dan zegt hij: ‘Goeiemorgen zusje, hoe is het met jou?’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892