Erfgoeddrager: Raaf

‘Soms zaten er larven in de soep – die at je gewoon op’

Herbert Gunst (1931) en zijn jongere vrouw Ans komen voor een gesprek over Herberts oorlogsherinneringen graag vanuit hun woonplaats Hilversum naar Amsterdam. Aan Nova, Zidane, Raaf en Mylou van de Rosa Boekdrukkerschool vertelt hij bij café Radijs over het buiten spelen in oorlogstijd, de honger en de granaatscherven, om vervolgens even langs het huis waar hij opgroeide te lopen.

Wat deed u in de oorlog?
‘Ik was achtenhalf toen de oorlog begon. Op een gegeven moment hadden de Duitse soldaten onze school ingepikt. Wij werden bij een andere school gestopt. Dan had je een school met dubbel zoveel leerlingen. Dat losten ze op door halve dagen les te geven. De ene helft had alleen in de ochtend les, de andere de middag. Ja, dan had je een lekkere lange middag om te spelen. Ik speelde met mijn vriendjes vaak op het Hoofdweglandje. Dat is waar nu Slotermeer is; dat was er toen nog niet. Bij de groenteman aan de Jan Evertsenstraat jatten we dan een aardappel om die op een zelfgestookt vuurtje warm te maken. Dat smaakte naar niks, maar het was wel avontuur. Dat land was opgespoten zand, daar kon je doorheen zakken. Een keer zakte ik er dan ook zo met mijn schoen in. Ik gilde keihard: mijn schoen! Die wilde ik niet verliezen, want we hadden niet veel in de oorlog. M’n moeder was al niet blij als ik modderig thuiskwam – en dat kwam ik nogal eens – en helemaal niet zonder schoen. Een man is me te hulp geschoten. Mijn schoen en ik waren gered.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘Er was niet genoeg te eten, omdat de treinen in het najaar van 1944 gingen staken. Er kwam geen eten meer naar Amsterdam. Wat er was, was niet lekker. We hadden heel vies brood en soms een aardappel. Mijn moeder haalde met een buurvrouw eten bij boerderijen in Halfweg. Ik heb bloembollen gegeten, en suikerbieten, daar kon je stroop van maken. Alleen was er geen gas of kolen meer om het fornuis mee warm te maken. En als je iets had om vuur mee te maken, zoals stukjes hout dat je toen in de trambaan kon vinden, deed je het liever in de kachel om warm te worden. Gelukkig waren er centrale keukens waar je soep – water met van alles erin – kon halen. Daar zaten soms ook larven in; die at je gewoon op, want je had honger. Dat is een heel hol gevoel.’

Heeft u ook bommen zien vallen?
‘Ik heb Engelse vliegtuigen over zien vliegen. Die waren onderweg om Duitsland te bombarderen. Maar als het mis ging, en de bommen eerder vielen, kwamen ze hier terecht. Dan hoorde je BOEM, BOEM en nog eens BOEM. En daarna: tikketikketikketik. Dat waren granaatscherven die vielen. De volgende ochtend gingen we dan de straat op, met de buurkinderen, om die scherven te zoeken. Ik verzamelde ze. Kijk, ik heb er hier eentje bij me.’

De kinderen bewonderen de granaatscherf die Ans in een zakje van de plaatselijke notenbar altijd meeneemt. Het stuk ijzer is zwaarder dan ze dachten. Daarna wandelen ze in enkele minuten naar het ouderlijk huis van Herbert en voelen ze – na deze ontmoeting – in zijn voetstappen een beetje wat hij toen, op dezelfde leeftijd als zij nu, voelde.

         

Erfgoeddrager: Raaf

‘Op een platte schuit ging ik naar Coevorden, helemaal alleen en ik mocht niets meenemen’

Het is nog best een stukje met de tram helemaal naar Osdorp. Bij het Osdorpplein stappen Kyomi, Tirza, Siem, Raaf en Lotus van basisschool de Meidoorn uit. Als ze aangebeld hebben, staat Lenie Ekelschot hen al aan het eind van de lange galerij op te wachten. De kinderen worden onthaald met thee, limonade en koekjes. Ze schuiven bij elkaar op de bank en Lenie neemt plaats in de gemakkelijke stoel bij net raam.

Wat is er met uw familie gebeurd tijdens de oorlog?
‘Ik was negen jaar toen de oorlog afgelopen was dus ik weet nog het meeste van het laatste jaar. De kerk tegenover jullie school, daar ben ik gedoopt, ging ik naar de kleuterschool en ben ik getrouwd. Wij zaten met zeven broers en zussen in een kleine woning, maar verhuizen was er niet bij. Dat is nu voor jullie gelukkig wel anders. Mijn moeder maakte al onze kleding zelf op de naaimachine. Mijn vader was betrokken bij de spoorwegstaking en zat ondergedoken. ’s Avonds om elf uur kwam hij dan stiekem even thuis. Maar we moesten wel voorzichtig zijn, want er woonden NSB’ers in de buurt en je was zo verraden. Dat is trouwens gauw bekend, wie die NSB ‘ers zijn, want die bemoeiden zich met alles. Naast ons woonden ook Joodse mensen, maar die hebben de oorlog overleefd. We hebben ook het bombardement op Noord gezien, toen kwam er een parachutist naar beneden. En de neef van mijn latere man, Jan Verleun, is doodgeschoten nadat hij had geprobeerd het bevolkingsregister op te blazen.’

Hoe was de Hongerwinter?
‘Honger hadden we, maar kolen voor de kachel hadden we niet. Als je het koud heb, is dat heel erg. We hadden een tweepersoonsbed in de kamer gezet, zodat we warm bij elkaar konden zitten. De bielzen van het spoor brandden er heerlijk, of de tramblokjes uit de Kinkerstraat. Al het eten was op de bon en dan moest je naar de gaarkeuken voor een pannetje eten. Mijn zus ging helemaal naar de stad, want daar werkte de buurvrouw. Dan had je een mazzeltje en kreeg je wat extra’s. Mijn tante kreeg een baby, die is doodgegaan door de honger. We zaten op een fiets in de kamer, want dan hadden we licht en kregen we nog beweging ook.
Omdat er in Coevorden nog wel eten was, ben ik daar naartoe gestuurd. Ik ging op een platte schuit waar stro op de grond lag en een emmer in de hoek stond. Ik mocht niets meenemen en moest mijn moeder gedag zeggen. Ik was dus helemaal alleen en ik heb heel veel gehuild. Onderweg zijn we zelfs nog gebombardeerd. Ik liep met een kindje van een jaar of twee in de kinderwagen, ik kan zijn gezichtje nog herinneren. In augustus 1945 reden de treinen weer en kon ik daar pas weg. Ik zat op een vrachtwagen en op de Admiralengracht was het feest. Mijn broer zag mij zitten en riep mijn moeder. “Mama, Lenie is er weer!” Vijf jaar geleden hadden wen een reünie met die kinderen uit Coevorden. Toen kon ik het afsluiten.’

Wat voelt u zich als u aan de oorlog denkt?
‘Er gaat gelukkig een hoop langs je heen als kind. Dat vergaat dan gewoon. Ik zit er niet mee, maar kan het me wel herinneren. Ik ben er toch soms mee bezig, dan ga ik op zoek naar foto’s. Nu ik zo zit te praten, komt er ook veel meer naar boven. Er is altijd een voor en na de oorlog, maar je moet wel meegaan met de moderne tijd. Zo zit ik bijvoorbeeld op Facebook. We geloven allemaal in hetzelfde. Ook niet alle Duitsers zijn slecht hoor. Ik was eens na de oorlog bij een Duitse boer om hout te halen, hij bleef maar excuses maken voor het bombardement op Rotterdam. Oorlog is echt niet in een paar woorden te beschrijven.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892