Erfgoeddrager: Noortje

‘Als er alarm was, rende mijn moeder naar het Noorderpark’

Hans Notmeijer heeft zelf de oorlog niet meegemaakt, maar hij weet veel van de geschiedenis af. Hij vertelt vooral over zijn ouders die in de oorlog in de Latherusstraat en Sneeuwbalstraat woonden. Een kist met allemaal spullen die Romeijn, Noortje, Tijn en Dido van basisschool Het Wespennest in Amsterdam-Noord openmaken, brengt het verleden heel dichtbij. Helmen, kogels, oude munten en heel veel van vroeger… Meneer Notmeijer heeft het allemaal van zijn oma gekregen toen hij zijn diploma haalde als ‘meester’.

Hoe was de oorlog voor uw ouders?
‘Mijn moeder was 6 en mijn vader was 10 jaar toen de oorlog begon. Mijn moeder snapte niet dat er steeds vliegtuigen overvlogen. Er was in die tijd geen tv, dus alles moest uitgelegd worden. Noord was niet zo groot toen, het bestond uit kleine dorpjes, met weinig mensen en veel koeien. Mijn moeder ging als klein meisje met mijn oma naar de boeren om eten te halen. Dan aten ze bijvoorbeeld suikerbieten. Op een dag hadden ze zoveel honger, dat ze zelfs de poes van de buren hebben opgegeten!

Waren uw ouder Joods?
Nee, ze waren christelijk. Mijn moeder had wel veel Joodse vriendinnetjes, maar dat werden er steeds minder, omdat ze opgepakt werden. Er kwamen dus steeds minder kinderen naar school. Niemand wist wat er aan de hand was, pas aan het einde van de oorlog kwamen ze erachter dat mensen niet in Duitsland gingen werken, maar naar concentratiekampen gingen. Dat was best moeilijk voor mijn moeder.’

Hebben uw ouders bombardementen meegemaakt?
‘Het huis van mijn moeder stond vlakbij de Ritakerk aan het Hagedoornplein. Die is gebombardeerd en ging helemaal aan diggelen. Mijn opa moest van de Duitsers die kerk in om dode mensen eruit te halen. Als er alarm was, rende mijn moeder zo snel als ze kon naar het Noorderpark om zich daar te verstoppen. Ze is daarna erg bang geworden voor harde geluiden.’

Wat is u het meest bijgebleven na de oorlog?
‘Mijn kinderen wilden heel graag het graf, de gedenksteen van Anne Frank en haar zus bezoeken. Tijdens een vakantie in Berlijn zijn we ook naar een voormalig concentratiekamp gegaan. We spraken daar een man, een ontmoeting die we nooit meer zullen vergeten. Zijn hele gezin was uitgemoord, zijn ouders, broer en zus. Deze meneer was in de buurt van het concentratiekamp blijven wonen om toch zo dicht mogelijk bij zijn familie te zijn.’

Erfgoeddrager: Noortje

‘Ons huis was onbewoonbaar’

Noortje, Zoë en Bram hoeven maar een paar minuten te fietsen van hun school Het Wespennest in Amsterdam-Noord naar het huis van Els Burger. Ze woont dichtbij. Ook als kind woonde mevrouw Burger al in Noord, maar dan iets verderop: in de Spechtstraat in de Vogelbuurt. Ze is geboren in 1941, maar kan nog veel vertellen over de oorlog.

Wat gebeurde er met u in de oorlog?
‘Ik woonde met mijn moeder en zusje in de Spechtstraat. Mijn vader was in Duitsland, waar hij moest werken voor de Duitsers. Mijn moeder zorgde voor ons. Ze haalde eten uit Waterland of van de volkstuin van mijn opa, ergens buiten Amsterdam. Ze ging er altijd lopend naartoe. We kregen ook bonnen om eten te halen want er was heel weinig, iedereen had honger. Ik ben wel eens beschuldigd van het jatten van kaas van de buurjongen. Die moest van zijn moeder kaas halen maar toen hij thuiskwam, vroeg zijn moeder: is dit alles? De buurjongen antwoordde dat hij was overvallen door het meisje van de hoek. Hij had waarschijnlijk zo’n honger dat hij wat plakken kaas had opgegeten. Maar dat durfde hij niet te vertellen.’

Wat weet u nog van het bombardement op Noord waarbij ook uw huis werd geraakt?
‘De Fokkerfabriek, die dichtbij ons huis stond, werd gebombardeerd maar de bommen kwamen verkeerd terecht, op huizen van burgers. Tijdens het bombarderen zat ik met mijn oma en zusje onder de tafel want daar waren we veilig. We konden ons huis niet meer uit omdat de buitendeur niet meer open kon. Alle ramen waren gesprongen en ons huis was onbewoonbaar. Gelukkig hielpen veel mensen ons, ook Duitsers.’

Wat herinnert u zich van de oorlog?
‘Mijn eerste echte herinneringen zijn van na de oorlog: in 1985. Toen bommenwerpers tijdens een herdenking overvlogen, moest ik ineens weer terugdenken aan de oorlog. Ik werd heel erg bang. Ik herinnerde me later ook nog dat we in 1944 naar Blijham gingen, een klein dorpje in Groningen. Mijn vader had tijdens het werken in Duitsland mensen ontmoet die hier vandaan kwamen, en zij hadden hem gezegd dat we bij hen mochten aansterken. We gingen in een trein met houten coupés. Mijn vader en oom zijn pas na de oorlog naar Blijham gekomen. Mijn oom zat gevangen in Duitsland. Na de bevrijding heeft mijn vader hem uit de gevangenis gehaald en zijn ze samen naar ons gekomen. Ik heb lang contact gehouden met de familie in Blijham, ook na de oorlog ging ik hier vaak naartoe.’

Erfgoeddrager: Noortje

‘’Weet je wie er ook bij het verzet zat… mijn vader’’

Aagje Meijer heeft de koek en het snoep al klaar staan als Noortje, Dalian en Michaëla van groep acht van Het Wespennest langskomen om haar te interviewen over haar herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Het is een gezellig komen en gaan deze ochtend in het huisje van Aagje. De verpleegster komt langs om Aagjes ogen te druppelen en de kinderen mogen meekijken, daarna krijgen ze een rondleiding door de tuin waar de Clematis-struik en de spinnen worden bewonderd. Noortje en Michaëla mogen zelfs nog even de traplift testen waar ze flink de slappe lach van krijgen. Nadat Aagje een paar prachtige gedichten heeft voorgelezen, is het tijd voor een paar oorlogsverhalen. Maar niet te veel want Aagje wil het vooral hebben over vrolijke dingen en niet alleen maar over nare oorlogsherinneringen.

 

Heeft u weleens iets gedaan wat niet mocht van de Duitsers?
“Ja, wel een keertje. De Duitsers hadden spertijd ingevoerd in Nederland. Dat betekende dat je niet op straat mocht na een bepaalde tijd. Aan het begin van de oorlog was dat na tien uur ’s avonds en later in de oorlog al na acht uur ‘s avonds. Als je dan wel naar buiten ging, had je de kans om gearresteerd te worden. Maar mijn zus en ik geloofden dat niet echt, we namen spertijd niet zo serieus. Dus wij liepen lekker ’s avonds arm in arm over het plein. En toen kwam er een Nederlandse politieagent van wie we mee moesten naar het politiebureau. Daar werden we in een kamer gezet en kregen we wat drinken en brood. De agent is snel langs onze moeder gegaan om te vertellen dat we op het bureau zaten zodat ze niet ongerust werd. En wat deden we op het politiebureau? We hebben de hele nacht liedjes gezongen, mijn zus de eerste stem en ik de tweede. En de volgende dag mochten we pas naar huis toen spertijd weer voorbij was. Ja, achteraf zie ik wel in dat die politieman ons juist beschermd had voor de Duitsers want als zij  ons hadden opgepakt, was het vast niet goed afgelopen.”

Kende u mensen in het verzet?
“Mijn tante die in Monnikendam woonde, was verloofd met een jongen die in het verzet zat. Dat was allemaal heel geheimzinnig. Ze hadden ook stiekem een radio die ze altijd goed verstopten. Op de radio luisterden ze of het al een beetje beter ging met de oorlog en of de geallieerden aan de winnende hand waren. Eén keer sprak koningin Wilhelmina zelfs op de radio. Er was wel een keer iets spannends gebeurd toen ik bij die tante was. We zaten met een heel gezelschap bij haar te kletsen en haar verloofde was er ook bij. En toen vertelde een ouder echtpaar opeens dat hun zoon bij de SS was gegaan, dat waren de gemeenste en gevaarlijkste soldaten van het Duitse leger. Toen werd het helemaal stil in de kamer… En we waren allemaal bang dat we per ongeluk iets hadden gezegd over de radio of over het verzet. Maar er zijn gelukkig nooit problemen van gekomen. Weet je wie er ook bij het verzet zat? Mijn vader! Maar daar kwamen we pas achter toen hij overleed op zijn 73e. Op zijn begrafenis waren zoveel mensen die we niet kenden. We snapten er niks van. Achteraf bleek dat het allemaal mensen waren die samen met hem in het verzet hadden gezeten. En weet je wat zijn schuilnaam was? ‘Meneer Vrees’ Nou dat is echt typisch een schuilnaam voor mijn vader, haha! Maar daar hebben we dus nooit met hem over gesproken.”

Foto: Caro Bonink
Foto: Caro Bonink
Foto: Caro Bonink
Foto: Caro Bonink

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892