Erfgoeddrager: Mosi

‘Mijn vriendinnetjes kwamen niet meer naar school’

Hans Notmeijer was zelf nog niet geboren toen de oorlog begon en daarom vertelt hij over het leven van zijn ouders en grootouders tijdens de oorlog. Aan Nova, Mosi en Lavinia van De Weidevogels in Ransdorp vertelt hij de verhalen door die hij van hen heeft gehoord.

Het verhaal dat de moeder van Hans aan hem vertelde toen hij nog wat jonger was:
‘Op 10 mei 1940 werd ik wakker van gebrom. Boven ons huis vlogen Duitse vliegtuigen. Dat was het begin van de oorlog. Ik was vaak erg bang. Mijn vriendinnetjes kwamen niet meer naar school, hun huizen waren leeg. Ook kwamen sommige meesters en juffen niet terug. Ze waren ondergedoken of naar concentratiekampen gestuurd. Later gingen de scholen helemaal dicht. We hadden weinig te eten. Mijn moeder verzon van alles om haar kinderen eten te geven. Zo maakte zij soep van aardappelschillen en we aten ook vieze bloembollen. De honger was zo erg dat we Poekie, de poes van de buren, hebben gevangen en opgegeten. We hoorden de buurvrouw later nog roepen: ‘Poekie! Poekie!’ Best wel zielig eigenlijk maar we hadden zo’n honger. Als kind al moest ik met een kinderwagen zonder banden lange afstanden lopen langs het Noordhollandsch Kanaal om voedsel bij de boeren te halen. We liepen naar Hoorn of Enkhuizen, ruim 40 kilometer heen en weer 40 kilometer terug. Aan het eind van de oorlog kon je alleen eten krijgen met bonnen. Je moest bijvoorbeeld een broodbon geven met geld om een brood te krijgen. Later werden die bonnen waardeloos omdat er gewoon geen brood meer was. Na de oorlog was ik daarom vaak nog heel zuinig met eten. Ik gooide nooit iets weg.’

Het verhaal van de vader van Hans:
‘Ik praatte nooit over de oorlog, maar tijdens verjaardagen ging Hans vaak vragen stellen. Mijn twee broers hebben in de oorlog ondergedoken gezeten in Duitsland, anders zouden ze worden opgepakt door de Duitsers om aan het werk te worden gezet in de Duitse fabrieken. Ik ging in de oorlog soms kolen pikken bij de treinen om ze thuis in de kachel op te stoken ook al was het gevaarlijk. Er zijn zelfs vriendjes van mij neergeschoten tijdens het pikken. In 1943 stond er een Fokkerfabriek bij het NDSM-terrein, waar de Duitsers vliegtuigonderdelen maakten. De Amerikanen en Canadezen wilden dat voorkomen en hebben toen drie keer bommen gegooid op de fabriek. Een keer lukte dat, maar de andere keren vielen de bommen op de woonhuizen in de omliggende wijken. Veel mensen zijn daarbij omgekomen. Het was eigenlijk een foutje. Jarenlang werd gedacht dat de Duitsers het hadden gedaan. Elektriciteit was er niet en daarom gingen we zelfs bomen kappen in het Noorderpark om te kunnen koken of om ons huis te verwarmen. We deden alles om warm te blijven in deze koude tijd. De winters in de oorlog waren toevallig ook nog eens heel erg streng. Op een dag werd gezegd dat de oorlog voorbij was. We wisten niet of we het konden geloven want er was geen radio of tv. Ik ben met andere kinderen bij de weg gaan staan wachten tot de Canadezen zouden aankomen. Opeens zagen we ze. We waren dolblij. De oorlog was ten einde.’

Het verhaal van de oma van Hans:
‘Deze kist zit vol herinneringen aan de oorlog: voedselbonnen, kranten… allemaal belangrijke dingen die jij, mijn kleinzoon, moet bewaren. Ik hoop dat je dit bewaart en hierover gaat vertellen aan de volgende generatie kinderen. Het is belangrijk dat niemand vergeet hoe erg de oorlog was.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892