Erfgoeddrager: Michiel

Ik moest bij elke hoek kijken of het veilig was

Yannick, Jesse, Michiel en Bonno interviewden mevrouw Kruijf in haar huiskamer aan de Eindenhoutstraat in Haarlem. Ze verhuisde in 1943, op de dag van haar negende verjaardag, van IJmuiden naar de Roosveltstraat in Haarlem. ‘Ik vond het niet leuk, maar ze zeiden dat het daar te gevaarlijk werd omdat de havens werden gebombardeerd.’

Heeft u veel Duitsers gezien in de oorlog?
‘Ja natuurlijk, we werden overspoeld door Duitsers in donkergroene uniformen. In het begin waren ze nog niet zo fanatiek. Velen hadden geen keuze, ze moesten hun gezin achterlaten en gaan vechten. De SS-ers waren wel heel gemeen. Tijdens de razzia’s gingen ze van deur tot deur om mensen op te pakken. Als we dat zagen, renden we door de straat en bonkten we twee keer op de deuren om de mensen te waarschuwen. Een keer reed ik reed ik op mijn step en toen kwam er een Duitser aan. Hij vroeg: ‘Bist Du fahren?’ Ik wist niet dat fahren het Duitse woord voor rijden is, dus ik zei: ‘Nee, sufferd, aan het autopetten!’ ‘

Wat is uw naarste herinnering aan de oorlog?
‘Het oppakken van mensen aan de Westergracht. Daar was in die tijd een groot rangeerterrein waar vrachttreinen stonden. De mensen kwamen in rijen aan en werden in de treinen geduwd voor transport naar Duitsland. Een keer zag ik iemand ontsnappen in de laadbak van een bakkersfiets! Met andere kinderen gooide ik bij de Garenkokerskade takken en rotzooi op het spoor. We hoopten dat de treinen zouden stoppen, zodat mensen konden ontsnappen.’

‘Kinderen deden allerlei klusjes in de oorlog omdat ze niet zo goed in de gaten werden gehouden. We bezorgden krantjes van het verzet, gewoon overdag. Je liep met de krantjes onder je arm geklemd, onder je jas. Je wist precies waar de NSB-er woonden, daar stopte je geen krantje in de bus.’

Hoe kwam u de Hongerwinter door?
‘Mijn vader had een kruidenierswinkeltje in de oude fietsenstalling in de Roosveltstraat waar wij woonden. Mijn oom was bakker en bakte voor de winkel ontbijtkoek omdat die lang goed bleef. In de Hongerwinter fietste ik met mijn vader naar de Haarlemmermeer om ontbijtkoek te ruilen voor aardappels, bonen en groente. Ik moest voorop en bij elke hoek kijken of het veilig was. Mijn vader kon worden opgepakt om in Duitsland te werken. Zijn fiets had tuinslangen als banden en mijn fiets had een klein wieltje van een step als voorwiel zodat de Duitsers ‘m niet zouden afpakken.

Mijn moeder kookte op een noodkacheltje, een soort blik waar je met takjes en hout een vuurtje in stookte. We sprokkelden hout in Elswout en een keer lukte het mij om briketten (een soort kolen) te stelen van een Duitse wagen. Mijn moeder zei: ‘O, wat fijn, maar je mag niet stelen!’ Met bonnen kregen we ‘regeringsbrood’, dat was heel hard en stug. Dat was niet genoeg en daarom aten we ook tulpenbollen, suikerbieten en heel soms een eitje. Dat was luxe!’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892