Erfgoeddrager: Menno

‘Die man zei dat we binnen 1,5 uur onze boerderij moesten verlaten’

Hielke, Menno en Maurits interviewen Auke Talsma over zijn herinneringen aan de oorlog. Meneer Talsma was pas 2 jaar toen de oorlog begon, maar hij kan desondanks nog veel vertellen over die tijd. De leerlingen van de Inspecteur Boelensschool op Schiermonnikoog luisteren aandachtig naar zijn verhalen.

U woonde op de Kooiboerderij, hoe was dat?
‘Er was een boerderij, een paar kalverhokken ervoor en een hele grote schuur. Wij hadden in die tijd vijftien koeien en de eendenkooi. Er was geen schelpenpad of verharde weg naar het dorp, alleen een graspad. En wat nu de verharde weg is, dat was een karrenspoor waar je de melk naar de melkfabriek bracht. We leefden daar als God in Frankrijk. De leeuweriken zongen het hoogste lied en de weilanden in die tijd hadden alle kleuren. Er groeiden veel boterbloemen, pinksterbloemen en orchideeën. En als wij dan in die weilanden kwamen, lag het er bezaaid met kievitseieren.

Tegen het einde van de oorlog kwamen Theun en ik eens terug van school en zagen een auto rijden, met een man erin. Dat vonden wij zo vreemd, wat moest hij nou bij onze boerderij? Deze man bracht een brief met de mededeling dat we binnen 1,5 uur de boerderij moesten verlaten. Mijn moeder had net het eten klaargemaakt, we stonden op het punt om aan tafel gaan. Mijn vader zette gauw het paard voor de wagen en wij legden spullen op de wagen. En zo zijn we eerst naar de buurman gegaan. Maar zijn vrouw verwachtte net rond die dagen een baby dus wij konden daar niet blijven. Wij waren met z’n zevenen. Mijn vader is toen naar het gemeentehuis gegaan en heeft gevraagd of er ook een oplossing was voor ons. En zo zijn wij aan het huis aan de Reeweg gekomen, waar Jan Harthoorn nu woont. In dat huis hebben wij de tijd doorgebracht toen de SS en de SD onze boerderij bezetten. Het was de schrik van ons leven.

Daarna kwam mijn vader dagelijks met nieuwe berichten thuis. Hij mocht wel de koeien (buiten) melken, maar niet op het erf komen. Na het melken moest hij wegwezen. De koeien werden nog met de hand gemolken. En terwijl mijn vader zat te melken, stonden de Duitsers op appél. Mijn vader luisterde goed als die namen werden opgenoemd. Dan ging hij daarna die namen aan anderen doorgegeven, in de hoop dat zij daar wat mee konden.’

Hoeveel Duitsers waren er op de boerderij?                                                                                           ‘Er kwamen 125 man vanuit Groningen via Zoutkamp naar Schiermonnikoog. De Duitsers op het eiland waren allemaal vriendelijk en gewoon, dat was geen probleem. Als wij aan de weg speelden en zij kwamen met een kar uit het dorp, dan kregen we wel eens zo’n Duits brood. Dat vonden wij geweldig. Er waren soldaten die thuis natuurlijk ook kinderen hadden, dat waren dienstplichtigen. Maar wat op de boerderij kwam aan het einde van de oorlog, dat was niet best. Dat was de SS en de SD. En dat waren de grootste boeven van Nederland, dat waren echt moordenaars. Ze hadden van de Joden ook veel spullen geroofd en meegenomen op hun vlucht.’

Hoe ging het met de Duitsers op de boerderij?
‘De Duitsers hielden zich wel koest op de boerderij. Ze hadden in de eendenkooi een grote barak gebouwd. Er zat ook een groep bij het dijkje dat rond de eendenkooi lag. Daar hadden ze hutten in gebouwd. Zij kwamen in het voorjaar toen alle bomen in blad waren, dus ze hadden goede camouflage. Ze dachten; als de Engelsen komen, dan zien ze uit de lucht een bos. Dus ze zaten liever in de eendenkooi dan op de boerderij. Vanaf de hoge bunker hadden ze het geschut gericht op de kooiplaats. Zodra de SS of SD rottigheid zouden uithalen konden ze onmiddellijk beschoten worden. Dat was allemaal in die tijd al geregeld door de rest van die Duitsers.

Ze hadden ook twee afgerichte honden bij zich. Die liepen bij de schuur op en neer. Hele grote herdershonden… levensgevaarlijk. Uiteindelijk is er een Nederlander, verkleed als Canadees, naar de boerderij gekomen en die heeft gezegd dat ze mee moesten naar Zoutkamp en dan vandaar naar Borkum konden gaan. Maar dat was een list. Toen zijn ze in Zoutkamp gevangengenomen en gefouilleerd. Ze vonden ook allemaal plattegronden en tekeningen van de schatten die begraven waren en daar hebben ze toen later naar gezocht.

Later, toen ik met Paul Harthoorn werkte bij de dienst der domeinen, waren wij een keer in de eendenkooi bezig. Ineens zei Paul: ‘Ik weet niet waar ik hierop steek met mijn schep’. We groeven voorzichtig verder en toen kwam er legerjas tevoorschijn. In die jas zat een fles en die was gevuld met 4000 gulden. Ik heb kopieën van dat geld en de fles is eerst door Henk Koning bewaard en later naar een museum gegaan. Dat geld was niets meer waard, maar wel leuk om te zien.

Toen wij terug op de boerderij kwamen, was die niet meer te herkennen. De woonkamer waar mijn moeder dan en wij alleen zondags mochten zitten, de ‘deftige kamer’, daar hadden zij een kachel neergezet waar voor 125 man op gekookt kon worden. Die muren waren helemaal zwart van de rook. De ramen hadden ze dichtgesmeerd met boter zodat je niet naar binnen kon kijken.’

Erfgoeddrager: Menno

‘Ik kwam met een leerachterstand de oorlog uit’

Henny Elgers heette toen de oorlog uitbrak nog Henny Lems en moest nog vijf jaar worden. Bijna 80 jaar later herinnert ze zich nog veel uit de oorlog, ook gebeurtenissen waaraan ze eigenlijk liever niet meer wil worden herinnerd. Ze vertelt aan Sait, Djilani, Jaylay en Menno van de Singelschool in Schiedam dat ze iedere maand als de sirenes gaan, toch weer even schrikt.

Wat at u in de oorlog?
‘We aten veel mosselen. Die haalde mijn vader in Zeeland. Ik kan nu geen mossel meer zien. Ik woonde met mijn zus, twee broers en mijn ouders in de Galileistraat, dicht bij jullie Singelschool. Mijn vader werkte bij Van den Berg, een bouwgroothandel, en bezorgde bouwmaterialen bij mensen en bij bedrijven. Dat deed hij met paard en wagen. Omdat mijn vader over vervoer beschikte, moest hij het eten aan Duitse officieren bezorgen. Je snapt dat er soms minder eten in de pannen zat, als die werden afgeleverd. Af en toe was er wel eens wat extra, zoals die keer dat er een pot met stroop was. Die had moeder hoog op een plank neergezet. Tot ik bedacht dat een lik stroop toch wel heel lekker was. Ik was alleen behoorlijk onhandig en het einde van het liedje was dat de stroop over mijn hoofd droop en ik voor straf een boterham met niks kreeg…’

Wist u dat de oorlog zou komen?
‘Ik moest nog vijf jaar worden. Dus veel begrip van wat er gebeurde in de wereld had ik niet. Maar mijn negende verjaardag herinner ik me nog wel goed. Op 10 november 1944 werden bij een razzia heel veel mannen meegenomen. Ze werden bij de Merwehaven bij elkaar gebracht en van daar op schepen gezet. Een buurvrouw kwam me die dag wat te eten brengen. ‘Ben je toch nog een beetje jarig’, zei ze. Ik weet ook nog dat het onderwijs in de oorlog maar magertjes was. Ik zat op de Savornin Lohmanschool, maar om de week moesten we naar de Gorzen, want de Duitsers zaten in onze school. Ik kwam echt met een leerachterstand de oorlog uit.’

Had u Joodse vrienden toen u klein was?
‘Er was een Joods gezin met een meisje waar ik mee speelde. En op het pleintje hier bij school was een garage waar een Joods gezin woonde. De vader was kleermaker. Van die man heb ik geleerd hoe ik een knoopje aan moet zetten, op een steeltje. Op een dag hoorde mijn broer soldaten lopen. ‘Henny, ze nemen ze mee’, riep hij, en begon hard te huilen. Later, als ik daar voorbij liep, dacht ik altijd: hoe heeft dat nu zo kunnen gebeuren?’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892