Erfgoeddrager: Melody

‘Plotseling begonnen Duitse soldaten te schieten op de menigte beneden hen”

Melody, Jade en Yulide zijn op weg naar hun interview als ze horen dat geïnterviewde niet thuis lijkt te zijn. Wat nu? Ze besluiten Annie Stoop Yedema (88) te bellen omdat zij er om de hoek woont. En zowaar… mevrouw Stoop Yedema neemt op en zegt toe om in tien minuten klaar te zitten. Even later bellen ze aan en mevrouw Stoop Yedema doet open. Ze ziet er heel mooi uit, en ze nodigt de leerlingen van de Cilinder in Alkmaar vriendelijk uit verder te komen: het interview kan beginnen.

Waar woonde u tijdens de oorlog?
‘Ik woonde in Bergen toen de oorlog uitbrak, maar in 1944 moest iedereen die er woonde vertrekken omdat Bergen vlakbij zee lag en de Duitse soldaten bang waren dat de geallieerden aan de kust aan land zouden komen. De meeste mensen kwamen in schuren terecht in de buurt of er werd ruimte voor hen gemaakt in huizen, iedereen hielp elkaar. Wij zijn in 1944 in Amsterdam beland tijdens de Hongerwinter. Er was helemaal geen eten meer. Ik was toen 16 jaar en erg bezorgd.’

Hoe kwam u aan eten tijdens de Hongerwinter?
‘We gingen langs bij boeren op het platteland om eten te zoeken. Ik herinner me dat mijn oom met de bakfiets naar Bovenkarspel reed en ik op de fiets meeging om buiten de stad op zoek te gaan naar eten. Geld wilden de mensen niet hebben dus we hadden van alles bij ons om te ruilen; sloten, theedoeken, mooie jurk, een broek. Dat probeerden we te ruilen voor eten. Er waren mensen die heel gul waren, maar er waren er ook die heel gierig waren.

Omdat het voor mij te laat werd bleef ik slapen in Bovenkarspel, maar mijn oom reed terug. Hij werd op de terugweg aangehouden door Duitse soldaten en alles wat hij aan eten verzameld had werd weer afgepakt, heel erg. Hij kwam dus thuis met een lege tas. Ik reed de volgende dag terug en mij hebben ze gelukkig niet aangehouden. Ik herinner me nog dat er op de terugweg een grote kist witlof op de weg stond, dat vond ik zo lekker. Maar de boer wilde geen geld en ik had niets meer om te ruilen. Zo jammer, en ook heel gierig van die meneer. Dat vergeet ik nooit meer.’

Heeft u iets heftigs meegemaakt in de oorlog?
‘Toen Nederland bevrijd was ging ik met vriendinnen naar de Dam voor het bevrijdingsfeest. Heel veel mensen kwamen daar bij elkaar om te vieren dat we vrij waren en om de Canadezen te huldigen. Plotseling begonnen Duitse soldaten vanuit een gebouw te schieten op de menigte beneden hen. Ze waren zo boos dat ze de oorlog verloren hadden. Iedereen vloog alle kanten op. Een jongen naast mij werd in zijn hoofd geschoten, verschrikkelijk, hij overleed ter plekke. Dan ben je vrij, je zit niet in de gevangenis, je hoeft niet meer onder te duiken en dan word je alsnog neergeschoten. Ik ben hard weggelopen, ik weet niet meer hoe maar ik ben veilig thuisgekomen.’

Hoe was het leven na de bevrijding?
Na de oorlog was alles kapotgeschoten en vernield. Er was geen voedsel, er reden geen treinen omdat mensen al het hout tussen de rails vandaan hadden gehaald om het warm te stoken in de hele strenge winter, wegen waren slecht begaanbaar omdat ze niet waren onderhouden.; bruggen waren kapotgeschoten. Nog lang was alles op de bon om dat wat er was eerlijk te verdelen.

Omdat er zo weinig eten was in Amsterdam, stuurden mijn ouders me naar familie in Bolsward waar veel meer eten was. Liftend met een vriendin ging ik daarheen over de Afsluitdijk. We kregen een hele leuke lift van Canadese soldaten die op de fiets waren. Achterop de fiets reden we naar Bolsward en s avonds hebben we daar gezongen en gedanst met de Canadezen.’

Hoe heeft de oorlog doorgewerkt in uw leven?
Hoe ouder ik word hoe meer ik er aan en over nadenk; ik was bang in de oorlog voor de bombardementen, het schieten van de soldaten, het huis naast ons dat vol met munitie lag en de Duitsers die in huizen rondom ons waren gaan wonen, het geheel van oorlog maakte me angstig. Laten we dat nooit meer mee hoeven maken.’

Erfgoeddrager: Melody

‘Het leven op Sumatra was heel anders dan hier’

Nadine, Soumaya, Nourhan en Melody spreken met de 89-jarige Willy Glorius over haar kindertijd op Sumatra. De leerlingen van de Nieuwe Havo in Amsterdam-Noord vinden haar een lieve vrouw die veel te vertellen heeft.

Hoe was uw jeugd in Sumatra?
‘Ik had een gezellige jeugd, samen met mijn vrienden. Het leven op Sumatra was heel anders dan hier in Nederland, er waren geen telefoons en iedereen respecteerde elkaar. Elk geloof en kleur werd gerespecteerd. Verder had ik veel vrienden van diverse culturen. We speelden veel buiten en ik ging elke dag naar school. Mijn fijne jeugd eindigde toen de oorlog begon en we opgesloten werden in kampen. Op mijn 12de werd ik samen met mijn moeder in een kamp gezet.’

Hoe was het kamp?
‘We wisten niet waar mijn vader was, dus was ik alleen met mijn moeder. We zaten in een kamer met veel mensen. Het enige dat we hadden was een bed met een dun matras en dat was dan onze slaapplek, woonkamer, keuken en badkamer ineen. Niet fijn dus. We kregen weinig te eten. Het enige dat we kregen was een broodje van 8 centimeter dat ik samen met mijn moeder moest delen. Verder kregen we een bakje pap, dat ik wel ‘het snot van Jan’ noemde. Als je het opschepte, gleed het van je lepel af. Het was onhygiënisch en er waren ratten en spinnen. Op 16-jarige leeftijd werden we bevrijd en kan ik nog herinneren dat veel kinderen hun vader niet herkenden. Ik verhuisde naar Nederland en moest al mijn schooljaren inhalen.’

Hoe was het om in Nederland te komen?
‘We gingen met een boot naar Nederland. De tocht was erg onprettig: er waren veel mensen aan boord en er was maar weinig plek. De wc’s deelden we en ze hadden geen deuren. In Nederland woonde ik bij mijn tante. Ik moest toen al mijn klassen inhalen dus zat ik met kinderen die 12 jaar oud waren. Ik kon niet zo goed met ze omgaan omdat ze vier jaar jonger waren dan ik. En omdat ik anders was, werd ik geplaagd. Ik had niet veel vrienden. Het was dus heel anders hier dan mijn schoolleven in Indonesië.’

Erfgoeddrager: Melody

‘Het leven ging door, maar langzaamaan veranderde alles’

Rustig wachtten Nona, Melody en Habelyn van basisschool De Morgenster in de lerarenkamer op Antoon de Vries. Ze vinden het spannend. Gelukkig hadden de kinderen een goede verstopplek gevonden voor de bonbons die ze na het gesprek willen geven. Omdat meneer de Vries niet meer zo goed kan horen, gaan ze hun uiterste best doen luid te spreken. En dat was soms best moeilijk.

Wist u meteen dat de oorlog was begonnen?
‘Ja, via de radio. Televisie was er nog niet. Van de ene op de andere dag was de oorlog begonnen. Mijn ouders dachten wel dat het zou gebeuren en hadden ons voorbereid. Maar als zevenjarige jongen zegt je dat nog niet veel. Ik wist nog niet wat oorlog was. De eerste paar dagen merkte je het ook nog niet. Mijn eerste herinnering is van twee dagen later. Ik moest niet meer naar school. Ik zat bij de kruidenier op de stoep en ik keek naar een Nederlandse soldaat die met zijn geweer op een vliegtuig zat te schieten. Het klinkt misschien raar maar wij konden gerust met de Duitse soldaten praten. We mochten gewoon blijven buiten spelen. Het leven ging door, maar langzaamaan veranderde alles. Op gegeven moment mochten we niet meer na zeven uur s‘ avonds naar buiten.’

Hoe kwamen jullie aan eten?
‘Iedereen in de familie was altijd bezig met eten verzamelen. Mijn moeder, mijn twee zusters en mijn schoonzuster fietsten eens in de zes weken voor eten naar Nijverdal. Vroeger hadden de fietsen geen normale banden. Het waren meer autobanden. Dat fietste niet lekker. Naar Nijverdal waren ze zo’n drie uur onderweg, maar uiteindelijk kwamen ze terug met fietstassen vol eten. We kregen vaak gekookte suikerbieten en rogge. Mijn broers gingen elke ochtend melk verzamelen bij de boeren. In de Hongerwinter ging ik ook postzegels ruilen voor brood bij een fabriek met Poolse soldaten. We hadden thuis eigenlijk altijd genoeg eten. We hadden geen honger. Ik kan me ook herinneren dat er een schip vol met appels gelost werd voor de Duitsers bij ons in de omgeving. We gingen dan op de rand van een boot zitten en pakten dan appels, totdat onze broekzakken vol waren. Toen dacht je slim te zijn, maar de Duitsers hadden je natuurlijk gewoon gezien.’

Hoe was het bombardement in Driemond?
‘We waren aan het hockeyen op straat en toen vloog een vliegtuig over ons dorp. De brug over het Amsterdam-Rijnkanaal werd gebombardeerd. De ramen vlogen er allemaal uit en we moesten ergens schuilen. Toen was ik echt geschrokken. Na dat bombardement werd ik elke keer als ik over de brug moest angstig. Ik heb in die tijd geleerd om te overleven. Je moest samen zorgen voor warmte en eten. De familieband werd sterker. We moeten van het verleden leren, zodat we niet dezelfde fouten maken.’

   

Erfgoeddrager: Melody

‘Mijn moeder zei dat ik maar goed moest zwaaien naar Klaartje’

TheaVerboom was pas vier jaar oud toen de oorlog begon. Toch kan zij Derk, Enah en Melody van de Olympiaschool veel vertellen. Tijdens de oorlog ging zij ook naar de Olympiaschool. Ze toonde een foto van zichzelf, genomen om de hoek van school. Bijzonder om te zien hoe die plek er vroeger uitzag.

Hoe wist u dat er oorlog was?
Ik kan me nog herinneren dat mijn zussen met plakband op de ramen aan het plakken waren. Er kwam zo een patroon van plakband en dat vond ik heel mooi om te zien. Mijn zussen vertelden me dat ze dat deden om tijdens een bombardement te voorkomen dat het glas overal heen zou springen, want dat was gevaarlijk. Dat is het eerste wat ik me herinner van de oorlog.

Ik was vaak bang, maar de oorlog was soms ook spannend. Ik zag een keer gevechten in de lucht met vliegtuigen. Als kind vond ik dat wel interessant om te zien. Ik was nog klein en ik snapte nog niet hoe erg dat moet zijn geweest voor de piloten.

Had u ook Joodse vrienden?
Er was een keer een razzia in mijn buurt. Ik woonde op de eerste etage en vanuit het raam zag ik hoe Joodse mensen uit hun huis werden gehaald en achterin grote overvalwagens moesten stappen. Er was ook een vriendinnetje van mij bij, zij moest samen met haar familie ook de wagen in. Samen met mijn moeder heb ik naar haar staan kijken. Mijn moeder zei dat ik maar goed moest zwaaien naar Klaartje. In mijn klas zat ook een Joods jongetje. Hij kwam opeens niet meer op school en de meester vertelde dat hij een lange reis moest maken. De meester wilde ons niet vertellen dat ook Robbie naar een concentratiekamp was gestuurd.

Hoe was de Hongerwinter voor u?
Omdat er veel te weinig eten was, stuurden mijn ouders me naar het platteland in Noord-Holland. Hier was meer eten dan in de stad. Als 9-jarig meisje werd ik op een boot gezet met allemaal vreemden, mijn moeder zwaaide me uit. Toen ik was aangekomen moest ik naar een kindertehuis, hier kreeg ik wat te eten. Ik weet nog dat ik graag meer wilde omdat het maar zo weinig was, maar toen ik het had opgegeten zat ik toch helemaal bomvol. Dat was omdat ik het niet meer gewend was om goed te eten.

Er kwamen soms mensen langs bij het tehuis om te kijken of zij een leuk kind zagen om thuis voor te zorgen. Op een dag werd ik uitgekozen en toen ging ik met deze mensen mee naar huis. Ik moest daar samen met een oude oma in een heel klein bed slapen. Dat vond ik heel naar en daarom ben ik weggelopen. Ik werd al snel weer gevonden. Tot op vandaag wil ik niet slapen met iemand naast me, ik moet dan weer denken aan hoe eng ik het vond in de oorlog.

Fotografie: Caro Bonink

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892