Erfgoeddrager: Melda

‘De dag dat de oorlog uitbrak is mij goed bijgebleven’

Mina, Melda en Oumaima van de IJdoornschool in Amsterdam-Noord interviewen Hans van ’t Veer, die tijdens de oorlog opgroeide in de Van der Pekbuurt. De oorlog vond hij soms best spannend, zegt hij tegen de kinderen. ‘Als er een luchtgevecht was en ze gingen op elkaar schieten, de duikvluchten die de vliegtuigen maakten… Ja, dat vond je als kind geweldig!’

Wat deed u toen het oorlog werd?
‘Ik was ruim 4 jaar oud en had geen broertjes of zusjes. In de oorlog zijn niet zoveel kinderen geboren. Ik kende het woord oorlog nog niet eens, maar het was wel meteen duidelijk wat het was. Waar nu Shell is, dat heette toen nog de BPM, daar had je olietanks die in brand werden gestoken. Waarom? Om de benzine en olie voor de Duitsers weg te halen zodat ze daar niet mee konden werken. Je zag enorme rookwolken op vijfhonderd meter van waar wij woonden. Dus de dag dat de oorlog uitbrak, is mij goed bijgebleven.’


Kon u in de oorlog naar school?

‘De eerste twee jaren van de oorlog waren niet zo erg. De Duitsers waren nog niet zo streng en wilden niet te veel ‘rotzooi en rommel’ in Nederland. Maar toen de Joden werden weggevoerd, werden de Nederlanders ook brutaler en kwamen er her en der opstanden. Er kwamen Duitsers naar Nederland die de scholen gingen gebruiken als kazernes. Ook mijn school werd ingenomen, ik had dus geen les meer. Mijn vader heeft toen een goeie vriend van hem gevraagd mij bijles te geven. Ik vond dat best vervelend want ik wilde graag buitenspelen. Maar dan kwam de leraar de ene keer om 10 uur en dan weer om 11 uur langs om te kijken of ik wel mijn huiswerk had gedaan. Het resultaat was wel dat ik na de oorlog gewoon weer naar school kon en geen jaar had overgeslagen.’


U heeft tijdens de oorlog ook doden gezien, hoe was dat?

‘Dat was aan het einde van de oorlog, ik was ongeveer 9 jaar en we hadden net de Hongerwinter gehad. De Noorderbegraafplaats was gesloten omdat de vorst wel een meter in de grond zat en scheppen daarom niet ging. De lijken bleven liggen tot men weer kon scheppen. Ik heb toen dode mensen vervoerd zien worden op handkarren en op bakfietsen, onder een doek. Het waren de eerste doden die ik in mijn leven zag.’


Had u voldoende te eten?

‘De laatste twee oorlogsjaren kregen mensen extra bonkaarten voor de zieken. Met de extra punten konden mensen vlees kopen. De slagers hadden om de vier weken ‘zieken-vlees’ voor hen. Er was altijd wel wat vlees over, dat mijn vader dan inpikte. Zo hadden wij genoeg te eten. Als ik thuiskwam, zaten soms vijf mensen aan tafel mee te eten. Mijn ouders deelden dat eten dus ook met anderen. Al het voedsel was op de bon en er was ruilhandel. Sommigen ruilden zelfs hun trouwringen voor eten.’

Oorlog in mijn buurt – Hans van het Veer. Foto en © Yvonne Witte
Oorlog in mijn buurt – Hans van het Veer. Foto en © Yvonne Witte

Erfgoeddrager: Melda

‘’Ik keek op naar mijn vader en zag dat hij huilde’’

Jan van der Linden ontvangt Elif, Melda, Muhammed en Emirhan van de IJdoornschool gastvrij in zijn huis in Oostzaan. Thee, sap, koekjes, tomaten, kaas en paaseieren staan voor ze klaar… Aan het begin is iedereen nog een beetje onwennig: de interviewers kijken in hun papieren, de fotograaf draait een lens op haar toestel en de notulist draait de dop van zijn vulpen. Maar gelukkig verloopt het gesprek goed, en als Emirhan tegen het einde aan Jan van der Linden vraagt hoe hij eigenlijk zijn vrouw heeft ontmoet, komt er een grote lach op zijn gezicht. Zo’n mooie vraag, vindt ‘ie dat. Hij vertelt dat hij zijn vrouw heeft ontmoet tijdens een dansavond van zijn werk en dat ze inmiddels 55 jaar zijn getrouwd.

 

Hoe reageerde u toen u hoorde dat de oorlog begon?
“Ik was pas 3 dus ik wist helemaal niet wat oorlog betekende. Maar het staat me nog wel scherp voor de geest dat mijn moeder en ik met de trein en de bus naar IJmuiden reisden om mijn vader te zien. Een heel avontuur. Hij was daar gemobiliseerd nadat Nederland zich had overgegeven. Ik herinner me dat we in IJmuiden op een heuvel stonden en in de verte een regiment Duitse soldaten zagen aankomen. Ik keek op naar mijn vader en zag dat hij huilde. Overigens zijn al mijn herinneringen aan de oorlog pas veel later als een puzzel in elkaar gevallen. Mijn ouders vertelden niet zo veel over de ellende om ons heen. Ik speelde tijdens de oorlog vooral met de buurtkinderen op straat, zoals slagbal met de putdeksels als honken. En dan hing een ouder uit het raam om de stand bij te houden en ons in de gaten te houden.”

Had u Joodse vrienden?
“Nee, maar ik hoorde wel over de Joden van mijn tante die vlakbij de Nieuwmarkt woonde, een gezellige buurt waar ook veel Joodse mensen woonden. Rond de Joodse buurt kwam prikkeldraad. Kinderen, vaders en moeders die werden meegenomen door Duitse soldaten. Sommige dachten dat ze op reis gingen en hadden zich netjes aangekleed. In de Bloemenbuurt in Noord waar ik woonde, heb ik het helemaal niet zo slecht gehad. Als wij in het park gingen voetballen, moesten we alleen oppassen dat de smeris onze bal niet afpakte. Ik heb destijds veel moeten rennen.”

Wat merkte u van de oorlog?
“Het gebrom van vliegtuigen die overvlogen op weg naar Duitsland. Mijn vader maakte mij een keer wakker omdat er een vliegtuig was geraakt en de brandende benzine in slierten uit het vliegtuig lekte. Wij zagen het toestel steeds lager boven het Centraal Station vliegen. Later hoorde wij dat het op het Carlton Hotel was gestort in het centrum van Amsterdam. Het was de grootste brand van de laatste honderden jaren. De Duitsers gebruikten het hotel om gevangenen te verhoren. Ik weet ook nog dat ik een keer met mijn moeder op de pont stond, toen het luchtalarm afging. De pont keerde meteen terug naar Noord en wij moesten in de schuilkelder bij het Tolhuis schuilen. Ook op school ging het luchtalarm af. Meteen kwamen moeders uit de omgeving die de juffrouw hielpen met de bange kinderen. Eens vielen de bommen zo dichtbij dat de ramen stonden te rammelen in de sponning. Wij zaten als bange wezeltjes tegen de muur gedrukt. Mijn vader heeft twee voedseltochten gemaakt naar de Wieringenmeerpolder in het noorden van Noord-Holland. Op de tweede tocht werd hij gedwongen om te kijken naar de executie van tien verzetsstrijders die werden doodgeschoten als vergelding voor een aanslag op een Duitse munitiewagen. Dit drama staat bekend als ‘De tragedie van Zijpersluis’.”

Amsterdam Noord. Fotograaf Caro Bonink
Amsterdam Noord. Fotograaf Caro Bonink
Amsterdam Noord. Fotograaf Caro Bonink
Amsterdam Noord. Fotograaf Caro Bonink
Amsterdam Noord. Fotograaf Caro Bonink

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892