Erfgoeddrager: Matis

‘Volgens het Surinaamse voetbalteam was ik geen Surinamer’

De 74-jarige Erick Gast woonde de eerste tien jaar van zijn leven in Paramaribo. Daar ging hij naar een strenge katholieke school met Nederlandse nonnen en paters. Op zijn tiende verjaardag vertrok hij samen met zijn broer naar Amsterdam met de boot. Aan Gwen, Thijs en Matis van het Montessori Lyceum Amsterdam vertelt hij over zijn leven.

Hoe was het om in Suriname op te groeien?
‘Het was een leuke tijd. Met vriendjes ging ik vaak zwemmen en voetballen. Ik zat op een betaalde, katholieke school, waar we les kregen van Nederlandse nonnen en paters uit Nederlandse boeken. We moesten de Waddeneilanden opratelen en de Nederlandse geschiedenis leren. Een Surinaamse lerares vertelde ons soms stiekem over de slavernij; dat mocht eigenlijk niet. Als kind stond je er niet bij stil dat Suriname een kolonie was. Het was een vrij strenge school. Je droeg een uniform en dat moest pico bello zijn. Je nagels werden elke dag bekeken en als je een zwart randje had, kreeg je een harde tik op je vingers. Had je een vlek op je kleding, dan moest je een uur op je knieën zitten. Nee, het was niet mals. Met vriendjes op straat sprak ik Surinaams, maar thuis en op school waren we verplicht Nederlands te praten. Dat was wel handig toen ik naar Amsterdam kwam.’

Vond u de stap van Suriname naar Nederland groot?
‘Nee, de overgang was heel makkelijk. Het was niet heel anders dan in Suriname. Ik vertrok op mijn tiende verjaardag met de boot; de reis duurde zeventien dagen. Mijn broer en ik waren de enige twee kinderen aan boord. We gingen bij mijn vader, stiefmoeder en stiefvader aan de Mauvestraat wonen. Toen we aankwamen, werden we zingend ontvangen met het liedje ‘Bruine bonen met rijst’. Dat was heel leuk, want dat liedje kenden we uit Suriname. Mijn ouders waren gescheiden en mijn vader was naar Amsterdam gekomen om werk te zoeken als filmprogrammeur in de bioscoop, wat hij in Suriname ook had gedaan. Maar bij Tuschinski mocht hij alleen in zo’n apenpakkie voor de deur staan. Daar begon ie niet aan. Toen heeft hij een cursus als lasser gedaan en kon hij bij de NDSM-werf aan de slag. Daarna heeft hij ons over laten komen. Hij woonde met mijn stiefvader en -moeder in de Mauvestraat. Zij had dus twee mannen; haar eigen man was in de oorlog gecastreerd en toen kwam ze mijn vader tegen. Heel bijzonder, maar we hadden het prima samen. Wij woonden goed, maar in die tijd was het in De Pijp armoe troef. We waren de enige gekleurden in Zuid in de jaren vijftig, dus als ik met mijn broer kattenkwaad uithaalde, wisten ze ons altijd wel te vinden. Ik ging naar het Montessori Lyceum aan de Karel du Jardinstraat, maar dat was een vrij racistische school. Er zaten allemaal kinderen van elitaire mensen als advocaten en artsen op. De kinderen mochten alles zeggen en de leraren zeiden er niets van. Als iemand gemeen tegen me deed, had mijn stiefmoeder gezegd, moest ik hem in elkaar slaan. Dus dat deed ik. Op een dag kwam ze naar school om de lerares flink onder handen te nemen. Daarna ben ik naar de Oranjeschool in de Tolstraat gegaan; dat was een toffe school. Ik heb verder nog maar één keer racisme meegemaakt. Ik voetbalde met de blanke jongens bij Neerlandia. De tegenpartij, een Surinaams voetbalelftal, schold me uit omdat ik volgens hen geen Surinamer was.

Bent u nog weleens terug geweest in Suriname?
‘Nee. Suriname zegt me nog weinig, ik heb daar niets meer te zoeken. Ik had het mijn vader ook beloofd Die zei: “Mensen daar kunnen je niet verdragen, omdat je het zo goed hebt in Nederland.” En dat had ik. Hier heeft iedereen me altijd goed geholpen. Na twee jaar als automonteur, solliciteerde ik bij Peek & Cloppenburg als kledingmaker. Overdag werken en ‘s avonds naar school, zes jaar lang. Ik heb drie kleermakerijen in de Gerard Doustraat gehad. Ook maakte ik kleding voor theater- en televisieproducties. Ik ben er nog dagelijks mee bezig; momenteel ontwerp ik schoenen. Ik heb veel te danken ook aan de voetbalclub Arsenal, waar ik tot mijn 68e gespeeld heb. Gedragsnormen en discipline werden me daar bijgebracht. Ik ben nog steeds aan de club verbonden, het is mijn lust en mijn leven. Ik heb een goed leven hier. Ik heb drie vriendinnen, een Nederlandse, een Surinaamse en een Noorse. Al 25 jaar ga ik naar Noorwegen op vakantie. Dat land is zo top, met zulke behulpzame mensen. Als ik een miljoen win, zou ik er meteen gaan wonen. Maar Nederland is ook prachtig hoor.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892