Erfgoeddrager: Mark

‘Ik mis de gezelligheid van Suriname’

Wij, Haroun, Kyden, Mark, Daan en Anas van de Nieuwe Havo in Amsterdam, hebben een interview gehad met Orelia Blinker. Het interview was bij museum Amsterdam-Noord, niet ver van onze school. Het was leuk èn interessant om haar te spreken. Mevrouw Blinker (82) komt uit Suriname en kwam op haar 22ste naar Nederland.

Hoe was het om op een plantage te wonen?
Het was super leuk, ik verveelde me nooit. Er waren altijd andere kinderen om mee te spelen en zelf merkte ik amper dat ik op een plantage woonde. Als ik de plek waar ik woonde kon beschrijven in twee woorden zou het zijn ‘een paradijs’.

Wat mist u in Nederland dat u in Suriname had?
‘Ik mis de gezelligheid van Suriname, hier in Nederland leeft iedereen op zichzelf. In Suriname kende iedereen elkaar en was je altijd met gezelschap.’

Hoe was het om van Suriname naar Nederland te gaan met uw zoon?
Ik kreeg toen ik in Nederland aankwam een cultuurshock. Ik dacht dat hier alleen maar mooie huizen stonden, maar toen ik aankwam zag ik alleen oude huizen. Met mijn zoon en man ben ik in een kamer gaan wonen.’

De leerlingen van de Nieuwe Havo hebben zelf het interview uitgewerkt.

Erfgoeddrager: Mark

‘Een Japanse soldaat pakte het viooltje van het meisje af’

Amin, Tugra, Orhan en Mark van de Nieuwe Havo in Amsterdam-Noord interviewen Anne-Ruth Wertheim via Zoom – op een rijtje voor de laptop in een leeg klaslokaal. Mevrouw Wertheim trekt het viertal ondanks de fysieke afstand haar verhaal in en weet precies wie aan de beurt is om een vraag te stellen. Soms zijn de leerlingen een beetje zenuwachtig of ze hun vraag wel goed formuleren, met een giechelbui als gevolg, maar dat deert mevrouw Wertheim niet. Als oud-docent weet ze wel raad met jongens van deze leeftijd.

Hoe was een normale dag in het Jappenkamp?
In de ochtend kregen we meestal een klein ontbijtje, en als je geluk had wat meer. Het ontbijt was vaak wat rijst, water en brood. Na het ontbijt ging ik spelen met de andere kinderen en hadden we veel lol. Er was ook een gat in de muur waardoor we naar buiten konden kijken, maar er was niet veel te zien. Toen de Japanse soldaten erachter kwamen dat er een gat was in de muur, werd er met opzet nog een muur achter de originele muur gebouwd. Bij het avondeten kregen we ongeveer hetzelfde: brood, rijst en water. Verder was het wel gezellig in het kamp, we speelden vaak Ganzenbord in de avond.’

Is er ooit een vriend of vriendin van u overleden?
‘Toen we werden verplaatst van het ene naar het andere kamp, was het een erg warme dag. We hadden honger en dorst dus niemand had zin om te lopen. We moesten ook onze spullen sjouwen, wat natuurlijk erg zwaar was in dat warme weer. Ook hadden velen van ons geen schoenen dus dat maakte het extra zwaar. De loopafstand was rond de 3 kilometer. Onderweg werd een van mijn vriendinnen onwel en viel flauw. Dit kwam waarschijnlijk door een gebrek aan water en voedingsstoffen, gecombineerd met vermoeidheid. Geen van de soldaten keken naar haar om, ze werd daar gewoon achtergelaten. Iedereen had zijn of haar handen vol, dus niemand hielp.

‘Een andere vriendin had een klein viooltje waar ze mee zat te spelen. Een Japanse soldaat pakte het van het meisje af. Ze werd natuurlijk erg verdrietig en vond het niet leuk, er was al erg weinig speelgoed en hij had het enige waarmee ze kon spelen afgepakt. Toen de generaal van de soldaat dit zag, werd hij boos en pakte het viooltje van de soldaat en gaf het gelukkig weer terug aan het meisje.’

Hoe ging uw reis naar Nederland?
‘Mijn vliegreis naar Nederland duurde wel vijf dagen, want het vliegtuig moest om het uur landen. In het vliegtuig was het gelukkig wel gezellig. Toen ik eenmaal in Nederland was aangekomen, ging ik eerst op zoek naar een slaapplek. Nadat ik deze gevonden had, dacht ik meteen aan al het lekkere eten dat ik had gemist: ik heb gelijk pannenkoeken en stroopwafels gegeten.’

Erfgoeddrager: Mark

‘En niet te vergeten: Jan Kakes is maar liefst 100 jaar!’

Op weg naar het huis van Jan Kakes bespraken we (Mark, Sem, Julius en Felicity) ons plan van aanpak en wie welke vragen zouden stellen. We vonden het allemaal natuurlijk een beetje spannend, omdat het toch iemand was die de oorlog heeft meegemaakt. En niet te vergeten: Jan Kakes is maar liefst 100 jaar! Gelukkig was Jan Kakes heel aardig en open tegen ons.

Hoe was de oorlog voor u?
‘Nou, de oorlog was in het begin niet erg. Ik was twintig jaar en woonde in de Zaanse Schildersbuurt. De Duitsers waren erg meewerkend en kwamen sympathiek over. Maar dat werd al snel erger, omdat er aanslagen werden gepleegd door het verzet. Er werden ook Duitsers en NSB’ers doodgeschoten door het verzet, en het gevolg daarvan was dat de Duitsers gijzelaars namen. Voor elke Duitser die vermoord werd door het verzet werden er tien à twintig mensen doodgeschoten en dat is nogal heftig geweest. Zelf ben ik ook als student zijnde opgepakt en naar concentratiekamp Vught gebracht. Dat kwam doordat Generaal Seyffardt werd opgepakt in zijn huis door twee studenten en is neergeschoten. Hij leefde gelukkig nog, en hij zei dat hij niet dat er door hem gijzelaars werden doodgeschoten. Die dag daarna ben ik met zeshonderd studenten naar Kamp Vught gebracht als gijzelaar.’

Hoe was het voor u in concentratiekamp Vught?
‘Dat was geen pretje, want toen ik aankwam in het concentratiekamp was het 6 februari en heel erg koud. Ik had helemaal niks, geen dekens of wat dan ook. Op een gegeven moment zijn ze wel dekens komen brengen uit Tilburg. Het eten was verrekte slecht en was oneetbaar:  soep met een paar stukjes vlees erin, wat eerder op afval leek. Gelukkig hebben mijn zussen en ouders geen problemen gehad. Na de oorlog heb ik mijn studie geneeskunde gewoon weer opgepakt en afgemaakt.’

Wat is u het meest bijgebleven van de oorlog?
‘Heel erg veel, eigenlijk kan ik daar niet uit kiezen. Ik heb meegemaakt dat de Joden werden opgepakt. Mijn buurman was ook een Jood, hij was een leraar op de hbs en is toen ook opgepakt. Alle Joden werden in 1943 naar Amsterdam gestuurd en daarna was heel Zaandam dus Jodenvrij. De Joden werden allemaal naar speciale huizen gebracht. Vanaf die huizen werden ze naar Westerbork vervoerd en vanaf Westerbork gingen de Joden naar een concentratiekamp in Duitsland. Toen ze aankwamen in het kamp werden ze bijna allemaal vermoord. Ja, dat is toch wel één van de dingen die mij het meest is bijgebleven. Verder leefde je altijd in spanning af en moest je soms onderduiken. Op een gegeven moment was er een gerucht dat alle jongens naar Duitsland zouden worden gestuurd. Dan moest je weer uit handen blijven van die Duitsers. Dat was een spannende tijd, hoor. Daar denk ik nog wel veel aan.’

Hoe zou u willen dat we 100 jaar Bevrijding vieren?
Tja… ik weet het echt niet. Ik durf het niet te zeggen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892