Erfgoeddrager: Marisha

‘We hadden mijn moeder vier jaar niet gezien’

Wij zijn Dahab, Marisha en Tom en we interviewden Greet Roodveldt-van Kampen. Zij was zeven toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Haar ouders deden illegaal werk voor de Communistische Partij, wat grote gevolgen had voor het gezin. Mevrouw Roodveldt-van Kampen en haar driejarige zusje woonden tijdens de oorlog bij hun opa en oma in de Spaarndammerstraat.


Hoe was het om ouders te hebben die actief waren in het verzet?

Mijn ouders hebben meegeholpen de Februaristaking te organiseren. Deze actie gaf een gevoel van enorme solidariteit en de mensen werden er echt blij van. Maar toen we op de tweede dag van de staking vlakbij ons huis kwamen, zagen we een Duitse overvalwagen voor de deur om communisten te arresteren. De Duitsers schreeuwden omdat er niemand thuis was en gooiden een handgranaat bij ons door de deur naar binnen. We zijn snel weggelopen en moesten met het gezin onderduiken bij kennissen. Mijn vader heeft de hele oorlog ondergedoken gezeten, maar mijn moeder, zusje en ik gingen na enkele weken alweer terug naar huis. Vijf dagen later werd mijn moeder thuis gearresteerd en gevangengenomen. Ze was verraden. In september 1941 heb ik afscheid van haar genomen in de gevangenis. Mijn moeder huilde en schreeuwde. Dat was een heel moeilijk moment. Nadat haar gevangenisstraf erop zat werd ze doorgestuurd naar een concentratiekamp, maar dat wisten wij niet. In de maanden na de bevrijding dacht ik dat ze dood was. Tot ze in augustus 1945 thuis kwam. We hadden haar vier jaar niet gezien. Mijn zusje herkende haar niet meer.

Waar woonde u tijdens de oorlog?
We waren bij opa en oma, samen met nog drie andere kleinkinderen. Ze hadden ook een schuilplek met een vluchtluik naar buiten voor onderduikers, die wij niet te zien kregen. Wat ik wel zag was de spoorlijn langs het huis, waar treinen met veewagons reden. Deze wagons zaten vol mannen die van de straat opgepikt waren en direct met de trein naar Duitsland moesten om daar te werken. Omdat ze geen afscheid hadden kunnen nemen van hun familie en vrienden schreven veel mannen briefjes en gooiden deze uit de trein. Ik heb er een boel gevonden en aan opa gegeven. Hij zorgde dat zoveel mogelijk briefjes bij de families terecht kwamen.

 

Hoe bent u de hongerwinter doorgekomen?
Net als iedere Nederlander hadden we recht op één regeringsbrood per week: een compact, grijskleurig broodje. ’s Morgens verbrokkelden we allemaal een sneetje en mengden onze surrogaatthee er doorheen zodat we een soort broodpap hadden. Maar naarmate de oorlog vorderde, werd de verzetsbeweging sterker en daar hadden opa en oma sterke verbindingen mee. Het gebeurde wel eens dat opa wat ritselde. Op een dag kregen we een zak tarwekorrels. We maakten er twee bolletjes deeg van en die bracht ik naar de bakker. Op zondag kregen we allemaal twee sneden tarwebrood, zonder boter natuurlijk, maar dat maakte niets uit. Ik heb nog nooit van mijn leven zulk wit brood gezien. Het waren net taartjes! Een paar maanden later, toen het alweer warmer was en de lucht blauw met van die witte wolkjes zag, wandelde ik naar mijn tante voor een boodschap. In de Zaanstraat zag ik een mevrouw die de Nederlandse vlag ophing en ik schrok, want dat was verboden. Oooh, straks pakken ze haar! dacht ik. De vrouw bleef maar zeggen: “Het is over. Het is voorbij.” Zo hoorde ik dat de oorlog afgelopen was.

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892