Erfgoeddrager: Mali

‘De Jodenjager groette mij, het volgende moment werd hij neergeschoten.’

Wij interviewden Wim Vlaanderen, hij woonde in de Watergraafsmeer, wat een deftige buurt was. Zijn moeder zei corridor in plaats van gang.

Hoe was het hier in de buurt tijdens de oorlog?
“Watergraafsmeer was vroeger een eigen gemeente. Het was een hele deftige buurt. Er stond maar een auto, die was van de dokter. Verder was het een groot speelterrein. Mijn grootvader was wethouder, hij woonde ook in de straat. Overal liepen dienstbodes met bonnètjes; witte mutsjes op het hoofd. Het personeel ging via het souterrain naar binnen, zij kwamen niet boven. Alleen de chique mensen gingen de trap op. Mijn moeder was ook heel deftig, ze was hofdame bij koningin Wilhelmina geweest. En toen kwamen de Duitsers. Ik zag ze marcheren, ze zongen driestemmig. Dat vond ik heel mooi. Maar ik mocht ze van mijn ouders niet aardig vinden.”

Kende u Joodse mensen?
“Naast ons woonde een Joods gezin, de familie Nol. Mijn vader bouwde een kast bij hen. Een diepe kast met een soort dubbele wand. Je zag maar een kleine kast. De oma van de buren zat daar verborgen. Bij een grote razzia werd ze niet gevonden. Op een dag vertrok de familie Nol. Ze gingen onderduiken. Mijn vader zei tegen hen: ‘Vertel maar niets, hoe minder ik weet, hoe beter.’ Ze zijn uiteindelijk toch allemaal gedood. Er liggen Stolpersteinen ter nagedachtenis van hen voor de deur.”

Heeft u iets spannends meegemaakt in de oorlog?
“Toen de familie Nol weg was, kwam er een andere familie in hun huis wonen: de familie Wim Henneicke. Zijn vrouw had drie kinderen uit een eerder huwelijk. Ze hadden samen een zoon, die heette ook Wim, net als ik, hij had een blauw en een bruin oog. Zij spraken plat Amsterdams. Henneicke was een Jodenhater. Hij vroeg aan mijn vader over onze oude buren: ‘Waar zijn die Joden gebleven?’. Mijn vader zei natuurlijk niks. Op een dag bleek dat Henneicke allemaal Joden had verraden, hij stond aan het hoofd van een groep Jodenjagers. Toen is het Verzet in actie gekomen.
Ik weet het nog goed: ik liep op straat, hier in de Linneaussparkweg en ik passeerde meneer Henneicke. Hij groette me en ik knikte verlegen met mijn hoofd naar beneden: ‘Goeiemorgen, meneer Henneicke.’ Het volgende moment hoorde ik schoten, iedereen was bang. Heinnecke was doodgeschoten op straat.”

Had u vrienden in de oorlog?
“Ja, Wim Henneicke, onze buurjongen. Een hele aardige jongen. Ik weet nog goed dat ik een keer bij hem speelde en ze hadden ineens heel mooi speelgoed. Een prachtige trein en een pop en ze waren niet eens jarig. Wat bleek, hun vader stal die poppen van de Joden die weggehaald waren. Ze hadden ook een bontmantel gestolen. Die droeg de buurvrouw dan. Het was een klein vrouwtje, ze leek wel een rolmops.”

Hoe was het in de Hongerwinter?
“Mensen werden broodmager en stierven, men kon ze niet begraven, daar was geen geld voor. De Zuiderkerk was leeg en werd ingericht om mensen op te baren.  Via de kerk gingen mijn oudste broers en zus naar Friesland. Op de Middenweg stond paard en wagen, die bracht ze weg. Mijn moeder huilde. Met een aak voeren ze over het IJsselmeer naar Enkhuizen. Omdat ze allemaal zo zeeziek waren hadden ze bij aankomst helemaal geen trek. ‘Ze eten niet!’, riepen de vrouwen die hen met grote broden opwachtten. Daarna kregen ze natuurlijk wel heel veel trek, ze bleven eten. Mijn oudste broer moest het eten dat overbleef aan de kippen geven, maar hij at het stiekem zelf op.”

foto’s: Marieke Baljé

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892