Erfgoeddrager: Lisbeth

‘Als ik met een wit tafellaken zwaaide, was het weer veilig’

Chris, Lisbeth en Collin van Montessorischool De Cilinder in Alkmaar interviewden Coby Dronkert. Zij was zeven jaar oud toen de oorlog begon en woonde toen aan het Daalmeerpad dat toen nog uitzicht had op het vliegveld in Bergen, dat zwaar getroffen werd aan het begin van de oorlog.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Het was in de nacht van 10 mei 1940. Vliegtuigen vlogen laag over, je hoorde knallen. Snel kroop ik bij mijn ouders in de bedstee. Mijn twee oudere broers keken naar buiten. “Joh, wat een vuur, wat een fosfor!” riepen ze. Dat woord had ik nog nooit gehoord. Het bleek dat het vliegveld van Bergen gebombardeerd werd. Dat konden we zien vanaf ons huis; er waren toen alleen nog maar weilanden en akkers in de Daalmeer en aan het Daalmeerpad.’

Wat deed uw familie in de oorlog?
‘Mijn vader, een tuinder, verbouwde aardappelen en groente. Later ook tarwe – er was natuurlijk gebrek aan meel voor brood. Iedere dag bakte mijn moeder twee grote broden zodat ze altijd wat had om te geven. We hadden het enorm getroffen in het dorp; hier was geen honger zoals in de grote steden. Er kwamen dan ook vaak mensen aan de deur. Die hadden gehoord dat er eten was, in Sint Pancras, bij het tweede huis via de Benedenweg, over de eerste brug. Ze kwamen dus gericht naar ons toe, al konden dat dus ook NSB’ers zijn om mijn vader aan te geven hiervoor. Maar mijn ouders wilden graag helpen. Soms aten mensen mee bij ons thuis.
Een kinderloze oom en tante van me in Heerhugowaard hadden een joods meisje in huis. Gelukkig had ze roodbruin haar en lichte ogen, zodat ze niet opviel. Haar ouders waren opgepakt en kwamen na de oorlog weer terug.’

Kende u mensen uit het verzet?
‘De hoofdonderwijzer van onze lagere school zat in het verzet. Hij is een keer opgepakt. Dat was schrikken, want ik was bevriend met zijn dochter. Soms was hij een tijd niet op school omdat hij was ondergedoken. Het gezin woonde naast de school. Wij speelden wel eens in de gymzaal en daar boven was een zolder waar hij tabaksbladeren liet drogen. Tijdens het spelen ontdekten we een luikje waar een ruimte achter was. Daar stond een kastje met een radio erin! De mensen van het verzet vergaderden daar wel eens. We voelden goed aan dat we er niet over mochten praten. Ook niet over het verzetsblaadje dat bij ons thuis lag. Thuis hadden we ook een schuilplaats, die was om mijn broers te verbergen. Op een gegeven moment hadden ze de leeftijd om te worden opgeroepen voor de Arbeisteinsatz, om te werken in Duitsland. Meestal bracht mijn vader ze met een bootje weg als we hoorden dat er een razzia aankwam. Als het dan weer veilig was, moest ik op een hoge stapel strobalen klimmen en met een wit tafellaken zwaaien. Dat betekende dat het weer veilig was om terug te komen.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892