Erfgoeddrager: Kika

‘Mijn broer wilde geen Joodse mensen oppakken’

Wij interviewden Doki Krug. Tijdens de oorlog woonde ze in de Willem Beukelstraat. Haar vader haalde eten bij boeren op de fiets waar hij tuinslangen om de velgen had gedaan. Toen de hongerwinter aanbrak, werd Doki  naar een boer in Brabant gebracht.

Ging u naar school in de oorlog?
“Ik zat op school aan de Reinier Vinkeleskade en liep ernaartoe. Een fiets had ik niet. Het was wel een uur lopen. ‘s Morgens moesten we vroeg weg en we kwamen pas laat terug. Op een gegeven moment hoorden we dat er een bombardement was geweest in de Gerrit van de Veenstraat. Daar was een school gebombardeerd. Dat was best wel eng. Als je na moest blijven, moest je in je eentje terug lopen. Ik wilde absoluut niet alleen terug want ik was bang dat er ook bij ons een bom zou vallen.”

Moest u wel eens schuilen?
“Als het alarm ging moesten we snel naar onze schuilkelder onder het huis. Het was er licht en er waren kussen en dekens. Sommige mensen gingen gillen, andere gingen een liedje zingen. Boven ons woonde een schele vrouw. Die was altijd als eerste beneden. Ze was echt scheler dan scheel. Dan zongen mijn broers en zussen: ‘Schele Japie hou je vast…’ Tot mijn moeder streng zei: ‘Nou, jongens nu maar weer een ander versje’.”

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt?
Mijn grote broer zat bij de politie. Hij was 23 en kreeg de opdracht om Joden thuis op te pakken. Als hij dat niet wilde, zou hij naar een kamp gestuurd worden. Maar mijn broer wilde zijn landgenoten niet verraden. Hij kreeg een paar uur bedenktijd en toen werd het hem weer gevraagd. Maar hij wist het zeker: hij wilde geen Joden oppakken. Toen is hij weggevoerd en naar Kamp Neuengamme in Duitsland gestuurd. Een tijd later kwam er een man aan de deur, ik was alleen thuis. De man zei: ‘Uw broer is overleden, wilt u dat even doorgeven?’ Ondertussen hadden ze alle jassen van ons meegenomen. Het was heel erg. We waren zo verdrietig. Het was mijn grote broer, we gingen samen schaatsen op de Ringdijk en hij leerde ons fietsen.”

Hoe was het na de oorlog?
“Ep Silver woonde vlakbij ons, hij was een NSB-er, die heulde met de Duitsers. Daar merkten we niet veel van maar na de oorlog werden vrouwen kaal geschoren die met NSB-ers gingen. Dat heb ik gezien. Ik vond het terecht. Na 70 jaar kregen we de portefeuille van mijn broer uit het kamp terug. En de pen waarmee hij zijn afscheidsbrief schreef. ‘Ik ben de klos, ik zal wel weggevoerd worden’, schreef hij. We zijn een paar keer naar het massagraf geweest waar hij in is terechtgekomen.”

 

foto’s: Marieke Baljé

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892