Erfgoeddrager: Kenya

‘Onze buurman had een dubbele bodem in de kinderwagen gemaakt zodat mijn ouders eten daarin konden smokkelen’

Marianne Appelboom is geboren in 1947 dus heeft zelf de oorlog gelukkig niet meegemaakt. Ze kan wel heel goed vertellen over wat haar ouders allemaal is overkomen in die tijd. Ze woonden op de Bloys van Treslongstraat, niet ver van de Admiraal de Ruyterschool waar Gilly, Kenya en Sami naar school gaan. De ouders van mevrouw Appelboom hadden hier een slagerij.

Hebben uw ouders verzetsdaden gepleegd?
‘Onze buurman was timmerman. Hij had heel handig een dubbele bodem in onze kinderwagen gemaakt. Bij de Willem de Zwijgerlaan kwamen steeds schepen aan, met aardappels of met andere ladingen. Mijn tante keek vanuit haar huis uit op die boten. Op een gegeven moment wist ze precies wanneer er boten kwamen met aardappelen. Dan werden de buren bij elkaar getrommeld en moest je de wacht houden. Na acht uur ’s avonds mocht je eigenlijk de straat niet meer op namelijk. Ze moesten op hun buik door het gras kruipen om bij die boot te komen. Dan hoorden ze die Duitsers lachen. Vaak waren ze aan het drinken. Mijn ouders en de buren jatten dan die aardappels en dat ging dan in die kinderwagen. Ze hadden ook een soort rugzakjes gemaakt waar ook spullen in werden vervoerd. Mijn vader had in de slagerij zo’n grote snijmachine, dat was zijn trots. Hij moest hem eigenlijk inleveren bij de Duitsers, maar dat ging mijn vader mooi niet laten gebeuren. De snijmachine is toen op de Rozengracht bij de brandweer ondergebracht. In die kazerne gebeurde ook van alles en nog wat stiekem. Er werd daar extra eten geregeld voor mensen die onderduikers in huis hadden, want die hadden te weinig voedselbonnen om ook voor hun onderduikers te zorgen. Mijn vader kon daar, bij de brandweer, het vlees snijden.’

Wat is het ergste wat uw familie heeft mee gemaakt tijdens de oorlog?
‘Alles moest stiekem en alles moest op vertrouwen. Dat vond mijn vader het allerergst van de oorlog. Dat je niemand kon vertrouwen. Dat je niet kon zeggen wat je dacht. Na de oorlog werd hij altijd kwaad als mensen mopperden als er weer verkiezingen waren. Hij vond dat iedereen zijn of haar stem moest gebruiken. Wat er is gebeurd in 1940-1945 mag nooit meer gebeuren. En je ziet het, het gebeurt nog steeds. En alleen maar omdat je anders bent dan anderen. Het is belachelijk. Het gaat er om hoe je hart is. Wat mijn vader ook altijd is bijgebleven, is een schietpartij waar hij getuige van was. Mijn vader liep die dag in zuid op straat en toen werden er zomaar een stuk of tien mensen opgepakt en op een rij gezet. Alle andere mensen die daar toevallig liepen, moesten toekijken hoe die tien mensen werden doodgeschoten. Dat beeld is hem altijd bijgebleven. Mijn moeder zei dat mijn vader helemaal overstuur was toen hij thuis kwam. Mijn moeder wist niet wat er gebeurd was want mijn vader kon niet eens meer praten. Later is er op die plek een gedenkteken gekomen.’

Waren er mensen in de oorlog die uw ouders beter niet hadden kunnen vertrouwen?
‘Mijn vader had een slagerij en verderop in de straat zaten een melkboer, groenteman en de bakker. In de oorlog hielp iedereen elkaar. De één had melk, de ander had vlees. Tenminste als je zeker wist dat je ze kon vertrouwen. Want dat was in de oorlog ook niet altijd zo. Mijn ouders kregen al snel door dat het foute boel was met die oorlog. Ze gingen zo goed als kon voedsel inslaan. In de kelder van de slagerij hadden we hele grote voorraadpotten staan. Daar hadden ze dingen ingedaan als zeep, vet en zout. Daar ging dan een laagje van kurk overheen, zodat mensen die in die kelder kwamen niet zouden merken dat daar voedsel in zat. De bezetters kwamen namelijk vaak controleren. Mijn moeder had ook zeep geruild met een buurvrouw. Op een gegeven moment was het zeep op dus ging mijn vader naar de kelder om nieuw zeep te pakken. Toen bleek dat ze waren belazerd. Er zat geen zeep in, maar zand. In de straat woonde op nummer 16-1 een hele chique dame. Niemand had nog mooie kleding of schoenen in die tijd maar deze vrouw zag er altijd tiptop uit. Ze liep in bontjassen over straat. Mijn moeder noemde haar altijd een kakmadame. Zij heulde met de Duitsers. Verderop woonde een gezin op drie hoog en die hadden stiekem joodse mensen in huis. Die vrouw van nummer 16 heeft ze verraden. De onderduikers zijn toen weggevoerd naar Duitsland.’

Erfgoeddrager: Kenya

‘Een beetje brutaal’

Mevrouw Coby Spaan woont nog steeds in hetzelfde huis als tijdens de oorlog. Ze vertelde ons over haar Joodse buurmeisje, Alie. Toen Alie weggevoerd weg, kreeg Mevrouw Spaan haar rolschaatsen in bewaring. Alie heeft ze nooit kunnen ophalen, want ze is gestorven in het Kamp Vught. We bezochten samen de struikelsteentjes die voor Alie en haar familie geplaatst werden.

Hoe was het om op te groeien tijdens de oorlog?
“We hadden het vrij goed thuis. Mijn vader heeft altijd goed voor ons gezorgd. Hij kon aardig Duits spreken en was ook wel een beetje brutaal. Hij liet zich niet zomaar alles aanleunen door de Duitsers. Hij was een beeldenmaker en had een klant in Friesland. Daar stuurde hij dan beeldjes in hoge kisten naartoe. Deze kisten hadden een dubbele bodem en de man betaalde niet met geld maar in natura. De kisten kwamen dus zogenaamd leeg terug, maar in de dubbele bodem zat dan wat eten, zoals rozijnen en spek of gecondenseerde melk. Mijn moeder maakte daar dan rijstebrij van. De Duitsers hebben het nooit ontdekt en zo kwamen wij toch vrij goed de Hongerwinter door.”

Herinnert u zich ook iets leuks uit de oorlog?
“Overdag speelden we altijd buiten of in onze grote tuin. Bij andere kinderen moest je altijd weken van tevoren vragen of je mocht komen spelen, maar bij ons was dat nooit een probleem. Iedereen was welkom! Mijn vader had zijn atelier in de kelder en we mochten van hem ook met alles spelen, zolang we het maar opruimden. We konden dus kleien, verven of tekenen. Voor mijn zus was het echter minder leuk.  Zij was 15 jaar toen de oorlog begon en werkte in een chocoladewinkel. Toen de oorlog uitbrak mocht ze niet meer alleen naar buiten. Mijn vader was bang dat een Duitse soldaat haar zou verleiden of haar iets aan zou doen. Ze mocht niet langer werken in de chocoladewinkel, maar moest bij hem in het atelier gaan werken.”

Hadden jullie ook onderduikers?
“De zus van meneer Frank, die bij mijn vader werkte, zat bij ons ondergedoken. Ze verbleef in de werkplaats van mijn vader in de kelder en breide sokken voor ons. Dat was best spannend want boven ons woonden een Duitser en een NSB’er.  Die hebben haar nooit ontdekt. Toch heeft ze de oorlog niet overleefd. Ze wilde op een dag absoluut naar de kapper. Dit was natuurlijk niet heel slim, maar ze ging. Toen was er een razzia in de straat van de kapper en werd ze opgepakt. Ze is nooit meer teruggekomen.”

Struikelsteentjes voor Alie en haar familie

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892