Erfgoeddrager: Karshma

‘Er zit nog steeds een litteken in mijn knieholte’

Herbert Gunst was acht toen de Tweede Wereldoorlog begon. Hij vertelt aan Frida, Yassine, Karshma en Auryn van de Rosa Boekdrukkerschool hoe dat was en hij laat hun ook zijn oude huis, om de hoek van hun school, zien.

Hoe wist u dat het oorlog was?
‘Ik werd wakker van knallen. Eerst dacht ik dat er weer een prinsesje of prinsje geboren was, want toen Beatrix was geboren deden ze dat ook. Maar moeder haalde me uit bed en toen hebben we voor het raam staan kijken. We zagen de rookwolken bij Schiphol en hoorden het afweergeschut van
het Nederlandse Leger. Mijn moeder bracht me naar school, maar er was geen school, het was oorlog.’

Bent u wel eens bang geweest?
‘Jazeker, naar mate je ouder werd begreep je het allemaal beter en dan werd je wel bang wanneer de vliegtuigen overvlogen, zeker aan het eind van de oorlog. De Duitsers probeerden dan de Engelse en Amerikaanse vliegtuigen uit de lucht te schieten en dan kletterden de granaatscherven op de
straatstenen. De volgende ochtend gingen we die dan oprapen en dan op school kijken wie de mooiste had. Daarom heb ik nu nog een hekel aan het geknal van vuurwerk. Maar eigenlijk ging het leven, heel gek, gewoon door. Je vader en moeder zorgden voor je, je ging naar school, weliswaar
halve dagen, maar toch.’

Heeft u ook leuke herinneringen aan die tijd?
‘We haalden wel kattenkwaad uit. Net voorbij de Orteliusstraat hield de stad op, daar was een grote zandvlakte en dat was ons speelterrein. Ietsje verder was landbouwland.  Daar roosterden we de aardappelen, die we op weg bij groenteboer Fred Loyen aan de Jan Evertsenstraat hadden gepikt, op een fikkie. Ook moesten ik een keer met mijn vriendje Wimpie voor Duitse soldaten ijs halen. Dat moest twee keer. De eerste keer hadden we niet het goede ijs gehaald. Het moest ijs van Koco zijn, de joodse ijszaak op de Jan Evertsenstraat terwijl Duitse soldaten niks bij Joden mochten kopen.’

Wat was het ergste dat u in de oorlog heeft meegemaakt?
‘De Hongerwinter. Er was gewoon geen eten. Je kon als kind met je pannetje, bij de centrale keuken in de rij gaan staan voor een soort soep. Er waren ook wel mensen die niet in de rij wilden staan, die schepten het dan heel snel uit de pannen wanneer het naar de uitgifteplek werd gebracht. Er was
ook geen brandstof voor de kachel. Ik ben toen een keer met een houten balk vanuit de Jordaan helemaal naar huis gelopen.’

Kende u iemand die werd weggevoerd?
‘Mijn vader was weliswaar ziek geworden van de honger in de hongerwinter, maar toen hij in november 1944 werd opgeroepen om schuttersputjes te gaan graven in het oosten van Nederland, is hij toch gegaan. Hij kreeg daar eten en dan hadden wij hier met één persoon minder meer voor onszelf. Wij hadden joodse buren in de straat, de familie Bremer, die waren opeens weg. Je vroeg niks, bovendien werd er met kinderen niks besproken zoals nu.’

Hoe was het om de schietpartij op de Dam op 7 mei 1945 mee te maken?
‘Een verrassing! Ik ging met een vriendje feesten op de dam en ik klom in een lantaarnpaal om beter te kunnen zien. Ineens werd er geschoten vanuit een gebouw recht tegenover mij en ik zat vast aan de lantaarnpaal met mijn linkermouw. Uiteindelijk ben ik weggekomen. Onderweg zag ik nog een
mevrouw dood op straat liggen. Ik bleek ook te bloeden, ik heb nog steeds een litteken in mijn knieholte.’

      

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892