Erfgoeddrager: Jordy

‘We maakten stiekem een gat in het hek zodat we toch met de buren konden spelen’

Puck, Jordy, Zeyaan en Cenicio lopen het huis binnen van Lucia Bouva, een gastvrije vrouw die veel te vertellen heeft over haar jeugd in Suriname. In de kleine, maar comfortabele woonkamer nemen de leerlingen van de Nieuwe Havo in Amsterdam-Noord plaats. Mevrouw Bouva is aan het breien, maar legt meteen haar breiwerk neer en ontvangt iedereen met open armen.

Hoe was uw jeugd in Paramaribo?
‘Wij hadden een hek dat ons scheidde van de buren, zodat anderen niet bij ons konden komen. Toen we ouder werden, maakten we stiekem een gat in het hek zo konden we toch met de buren spelen. Als mijn moeder in de middag ging slapen, konden we lekker even naar buiten. Er zijn nog steeds dames die ik hier tegenkom met wie ik vroeger speelde. Mijn overgrootmoeder heeft slavernij meegemaakt, maar wij als kinderen kregen daar niets van mee, hoor. Ik wist dat helemaal niet. Dat hoorde dat pas toen ik in Nederland ging wonen.’

Hoe was de padvinderij in Paramaribo?
‘Ik heb mijn hele jeugd bij de padvinderij gezeten. Daar deden we veel verschillende dingen. We gingen naar kampen, we leerden veel dingen, zoals tafeldekken en hoe je aan tafel moest zitten en we leerden leuke liedjes. Maar we aten dan niets hoor als we tafel gingen dekken. De liedjes die we zongen waren allemaal kampliedjes, ik zong altijd leuk mee. Ik heb het echt heel leuk gehad op de padvinderij. Met sommige meisjes heb ik nog steeds contact. We zijn natuurlijk wel al een stuk ouder geworden.’

Hoe verliep de reis naar Nederland
‘De overgang van Suriname naar Nederland ging over het algemeen heel soepel, want ik ging met mijn broertjes en zusjes naar mijn vader. Ik vond het erg leuk als klein meisje. We gingen met de boot, ook iets leuks. We waren nog jong en daarom zorgde de kapitein voor ons. Hij deed telkens alles op slot, dus we mochten niet te veel bij andere mensen komen. Als wij naar onze hut gingen, zei hij ook: ‘Ik doe het dicht en alleen ik kan het opendoen, niemand anders’. Toen vonden we dat normaal, hoor. We wisten niet beter.’

Wat vond u van het vertrek naar Nederland?
‘Vanwege de weinige studies in Suriname vertrokken we naar Nederland. Ik vond het erg leuk en spannend om naar Nederland te gaan. Ik ging naar mijn vader want die was toen al in Nederland. Ik heb gestudeerd als boekhouder toen ik in Nederland was. Het eerste bedrijf waar ik gewerkt heb is de Hollandse Bank Unie. Ik was 17 jaar.’

Erfgoeddrager: Jordy

‘Bij terugkomst bleek mijn vader op de “zwarte lijst” van de Indonesiërs te staan’

De leerlingen Jordy, Tymen, Amare, Marijn, Arjan en Sido gingen op bezoek bij Humphrey Trouerbach (1947) om hem te interviewen. Onderweg regende het pijpenstelen en toen ze aankwamen waren ze helemaal doorweekt. Humphrey en zijn vrouw haalden meteen handdoeken van boven zodat ze zich konden afdrogen. Op de tafel stonden thee en koekjes en allemaal lekkere Indonesische hapjes.

U bent in Nieuw-Guinea opgegroeid. Hoe was het daar?

‘Ik ben in 1947 geboren in Surabaya, maar groeide op in Nieuw-Guinea (dat nu Papua heet). Mijn vader werkte bij de Nederlandse politie. De Indonesische vrijheidsstrijders waren tegen Nederland en bij terugkeer van een patrouille uit Nieuw-Guinea bleek mijn vader op de “zwarte lijst” te staan. Daarom moest hij (met zijn gezin met vier kinderen) vluchten naar Nieuw-Guinea. Daar heb ik van mijn vierde tot mijn vijftiende gewoond. Ondanks het feit dat we het niet breed hadden, heb ik daar een geweldige jeugd gehad. In 1961 gingen wij voor een jaar verlof naar Nederland. Door de politieke situatie – Nieuw-Guinea werd aan Indonesië gegeven – konden wij niet meer terug en zijn we noodgedwongen in Nederland gebleven. Ik wilde altijd wel een keer naar Nederland toe, maar nooit definitief weg uit Nieuw-Guinea. Ook de Nederlandse cultuur waarin wij van onze geboorte af mee zijn grootgebracht, speelt hierin uiteraard grote een rol. Thuis werd er altijd Nederlands gesproken, net als op school.’

Waar komt de naam Trouerbach vandaan?

‘Dat wist ik zelf ook heel lang niet precies. Daarom besloot ik op verzoek in 1997 een reünie te organiseren voor de Trouerbachs in Nederland. Hiervoor raadpleegde ik alle Nederlandse telefoongidsen. Uiteindelijk kwamen er families van allerlei landen, zoals Amerika, Duitsland en België. Zelf dacht ik dat mijn achternaam uit Duitsland kwam, maar uit de verhalen op de reünie hoorde ik dat de naam Trouerbach uit Oostenrijk kwam. Een neef was daar op vakantie en kwam er een dorpje met de naam Trouerbach tegen. Daar ligt waarschijnlijk de oorsprong van onze naam.’

Hoe was de reis naar Nederland?

‘Ik was nog maar vijftien toen wij voor een jaar met verlof naar Nederland gingen. Wij kinderen mochten toen kiezen of we in twee dagen met het vliegtuig gingen, of in zes weken met de boot. Natuurlijk kozen wij kinderen voor de boot (Zuiderkruis), dat betekende zes weken lang geen school! Aan boord waren twee groepen; een groep ‘’Australische Nederlanders’’ en de groep Indische Nederlanders – waaronder wij – die in Nieuw Guinea opgepikt waren. Het was een lange reis en er gebeurde van alles op de boot. Op een gegeven moment werd er zelfs gevochten. Dat kwam omdat een paar mensen van de groep ‘’Australische Nederlanders’’ een paar andere uit de Nieuw-Guinea-groep uitscholden voor onder andere ‘poepmens’. Dat werd niet gepikt. De vechtersbazen van beide groepen kregen van de kapitein hutarrest en mochten niet op het deel van de ander komen, zodat er niet nog meer gevochten werd. Uiteindelijk kwamen we veilig aan in Nederland.’

Hoe vond u het hier in Nederland?

‘We zouden hier in principe maar een jaar blijven, mijn vader had namelijk een jaar betaald verlof. Maar uiteindelijk bleven we in Heerenveen, waar wij bij mijn oma in huis woonden. Mijn vader kreeg intussen een baan bij de NS in Amsterdam. In die tijd was ik nogal driftig en vocht ik daar regelmatig met veel jongens, die dingen tegen mij zeiden zonder iets van mijn geschiedenis te kennen, waardoor ik me beledigd voelde. Later kwamen we in een eigen flat te wonen. Ik speelde voor het betaald voetbal jeugdteam van Heerenveen. Ook werd ik uitgenodigd voor het Noord-Nederlands jeugdteam onder de achttien jaar. Dat was wel fijn. In 1964 verhuisden we naar Amsterdam. Zowel in Heerenveen als in Amsterdam had ik een leuke tijd, maar ik had soms ook het gevoel terug te willen naar Nieuw-Guinea. Inmiddels ben ik een paar keer teruggegaan en dat voelt altijd weer als thuiskomen. Ik zet mij op kleine schaal in voor Papua, onder anderen voor een weeshuis en de renovatie van mijn oude HBS-school. Maar toch zou ik niet meer definitief terug willen. Nederland, waar mijn familie woont en waar ik inmiddels meer dan vijftig jaar woon, is mijn thuis geworden.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892