Erfgoeddrager: Jitte

‘Het boek heeft veel tranen van Ronnie gekost’

Mirjam Elias is de auteur van Het verlaten hotel, een verhaal gebaseerd op de ervaringen van Ronnie, haar man Ronald Sweering. ASVO-leerlingen Ella, Jitte en Stefano zijn bij haar thuis om haar te interviewen. Daar is ook een grote vitrinekast met Indiaantjes, die Ronnie kreeg als hij bij zijn oma moest slapen als in zijn slaapkamer paspoorten werden vervalst. Tijdens het gesprek staan er koekjes en fruit op tafel, geserveerd op de borden uit het hotel van de ouders van Ronnie.

Wanneer vertelde uw man het verhaal voor het eerst aan u?
‘Tussen de bedrijven door, bijvoorbeeld als we in de auto zaten. Dan zagen we een konijntje in het weiland en dan praatten we daarover en dan begon Ronnie ineens te huilen. Dan vertelde hij dat hij zijn onderduikvriendje Willy indertijd twee konijntjes had gegeven om hem gezelschap te houden. Dan stapten we uit en zaten we heel lang te praten. Mijn schoonvader, Ronnie’s vader dus, heeft mij gevraagd het verhaal over zijn hotel te schrijven. Zo is het begonnen. Toen ben ik gaan zoeken naar informatie. Dat was moeilijk, omdat al veel mensen overleden waren. Het is geen geschiedenisboek geworden, ik heb het geschreven door de ogen van een kind én in de tegenwoordige tijd, zodat het net is of je erbij bent.’

Wij vinden het een heel mooi boek, dus dat is wel gelukt. Hoe lang heeft u eraan gewerkt?
‘Af en aan, ongeveer zeven jaar. Ik ben heel blij dat jullie het mooi vinden, want het heeft veel moeite gekost, en veel tranen van Ronnie.’

Wat was het moeilijkste?
‘Dat Ronnie er nooit meer over heeft gepraat. Hij had alles verdrongen, omdat het te erg was. Zelf heb ik ook erg veel gehuild tijdens het schrijven. Maar het was ook heel fijn om te doen. Het is een soort puzzelen. Soms vertelde Ronnie wat, zoals ‘Dat kwam door de muur…’. Dan vroeg ik door en vertelde hij dat er in de school een muur gebouwd was om de Joodse kinderen te scheiden van de anderen. Op een dag vertelde hij over het jongetje aan de overkant, de ondergedoken Willy die helemaal alleen in de kelder woonde. Hij was pas twaalf. Ronnie was acht. Zo’n verhaal had ik nooit kunnen bedenken. Ik las wel eens stukjes voor aan kinderen en die vonden het verhaal van Willy het mooist. Maar Ronnie werd altijd kwaad. “Zo was hij niet, ik zou nooit met dat jongetje willen spelen,” zei hij dan boos. Hij wist niet eens meer hoe Willy eruitzag, want hij had moeten beloven dat hij er nooit een woord over zou vertellen, dus hij had het diep weggestopt. Toen ben ik gaan zoeken naar Willy en ik heb hem gevonden. Dat wil zeggen, zijn familie, want Willy is in de oorlog vermoord.
Ronnie had ooit foto’s van het huis van Willy gemaakt en zelfs dat wist hij niet meer, maar ik wel. We vonden de foto’s en toen hadden we het huisnummer. En later vonden we een oud telefoonboek. Het was een hele speurtocht. Later ontmoetten we Willy’s familieleden, neefjes en nichtjes, en toen had ik een idee hoe Willy was en ik ben meteen gaan schrijven. De volgende morgen las ik het Ronnie voor en zei hij: “Ik zie hem weer voor me, zo was hij echt!” En hij begon zich toen heel veel te herinneren. Als mensen heel nare dingen meemaken vinden ze het moeilijk erover te praten. Soms hebben ze zelfs geen herinnering meer. Gelukkig is het toch gelukt en daarom kunnen jullie het lezen en deze verhalen doorvertellen, zodat we nooit zullen vergeten wat er gebeurd is.’

   

 

 

Erfgoeddrager: Jitte

‘Ik speelde met de kinderen van een nu bekende verzetsman, Walraven van Hall’

We (Tess, Sanne, Laura en Jitte) hadden de vragen van tevoren al bedacht. Toen we binnen kwamen in het huis van Piet de Boer (81 jaar) in Koog aan de Zaan, hing er een gezellige sfeer. We kregen meteen warme chocomel en een gevulde koek aangeboden. Het gesprek verliep goed.

Waar woonde u in de oorlog?
‘Eerst in Zandvoort. Mijn ouders hadden daar een melkzaak. Ik woonde in Zandvoort Noord, tegen het circuit aan. In ‘42 moesten we evacueren naar een kamp in Drenthe, maar dat ging uiteindelijk niet door. Dus toen zijn we bij familie in Zaandam gaan wonen. We moesten weg uit Zandvoort omdat de Atlantic Wall werd gebouwd. De Atlantic Wall was een verdedigingslinie van 5000 kilometer. De Duitsers bouwden de muur om te voorkomen dat de geallieerden via de zee binnenkwamen.’

Kende u mensen die in het verzet zaten?
‘Mijn buren, de familie Dekker. Een vrij groot gezin . Ik herinner me nog dat er opeens een meisje van een jaar of vier was : Martha Zwaaf. Ze zeiden dat ze haar hadden gevonden in de Westzijde, maar het was een Joods meisje die door haar ouders was afgegeven. Martha speelde gedurende de oorlog regelmatig bij mij thuis. Ze heeft de oorlog overleefd en haar ouders ook. Haar ouders hebben haar na de oorlog weer opgehaald wat best wel emotioneel was want ze hadden haar al heel lang niet gezien.
Ik speelde tijdens de oorlog ook met de kinderen van een nu best wel bekende verzetsman: Walraven van Hall. Ik speelde daar altijd achter in de tuin. De man was nooit thuis want hij werd natuurlijk gezocht door de Duitsers, maar dat wist ik indertijd niet. Maar ik weet wel dat ik daar een keer heen holde om te spelen en dat er ineens een man bij hek staat die me alleen maar aankeek. Dat is de enige keer dat ik Walraven van Hall gezien heb.’

Wat heeft u meegekregen van de Hongerwinter?
‘Ik herinner mij nog hoe mijn vader en de buren bomen moesten omzagen voor brandhout, er was namelijk geen brandstof en de huizen waren niet verwarmd. Op de ene dag stond de Stationsstraat in Zaandam nog vol met bomen, en de volgende dag was de straat helemaal leeg. Het vroor vaak en de condens die uit je mond kwam bevroor zo op je bed. Er was niks te eten en je kon niet buitenspelen door de kou, want je had immers geen goede winterkleding. Ik herinner mij nog goed dat ik in de woonkamer stond en mijn moeder me vertelde dat we geen eten hadden. De strengste winter was de winter van 1944-1945. Ik sliep onder twee dekens met mijn kleding aan.’

Hoe zou u willen dat we 100 jaar Bevrijding vieren?
‘Tegen die tijd is de hele generatie die het meegemaakt heeft er niet meer, maar omdat de Bevrijding zo’n belangrijk moment in de geschiedenis is, vind ik het toch goed om de oorlog te blijven herdenken. Er is nu natuurlijk op heel veel plekken op de wereld nog steeds oorlog, dus daarom moeten wij blij zijn dat er bij ons geen oorlog is en dat vieren. Ook voor de nabestaanden van de slachtoffers is het waardevol om de vrijheid te vieren.’

Erfgoeddrager: Jitte

‘Iedereen had codenamen zodat mensen elkaar niet konden verraden als ze opgepakt waren’

Dick Neijssel werd door Issae, Jitte, Nikan en Jade van de Olympiaschool geïnterviewd in het clubhuis van de speeltuin aan de Gaaspstraat. Een bijzondere plek, want in de oorlog werd deze speeltuin een markt voor Joden. Zij mochten alleen boodschappen doen op deze speciale markten en niet in gewone winkels. Eén keer in de maand werden alle Joden die op dat moment op de markt waren, opgepakt en via de Hollandse Schouwburg naar concentratiekampen vervoerd. De kelder van het oude clubgebouw diende als hoofdkwartier van het verzet, De Waarheid werd er gedrukt en de taken werden van daaruit verdeeld. Na de oorlog is het weer een speeltuin geworden met een monument bij de ingang om de mensen te herdenken die hier zijn opgepakt en vermoord.

Hoe kwam uw vader bij het verzet terecht?
Mijn vader was 18 toen de oorlog begon en was lid van de communistische partij. De partij vroeg hem of hij in het verzet wilde en hij zei ja. Iedereen bij het verzet had een taak, bijvoorbeeld berichten rondbrengen, affiches plakken, de krant De Waarheid verspreiden. In 1943 werd het echt menens. Toen ging hij bij het gewapend verzet.

Loes werd bijvoorbeeld Blauwoog genoemd. Maar mijn vader liet zich gewoon Dirk noemen. Hij kreeg een revolver en soms opdracht om landverraders dood te schieten. Ook bleef hij affiches plakken terwijl een vrouw op de uitkijk stond. Zij had ook een revolver en moest schieten als ze aangehouden zouden worden. Na de oorlog had mijn vader daar veel last van want ook al redde hij daar veel andere levens mee, hij had wel mensen van het leven beroofd. Oorlog is zo verschrikkelijk dat je soms dingen doet die je eigenlijk helemaal niet wilt doen.

Is hij weleens verraden?
Toen mijn vader ondergedoken zat op de zolder van zijn huis is hij verraden. Hij werd opgepakt en naar de gevangenis aan de Amstelveenseweg gebracht. Hij had geluk. Zijn pleegvader kwam uit Duitsland en sprak nog goed Duits. Hij ging naar de gevangenis als Duitser en zei dat er een vergissing gemaakt was en dat zijn zoon opgepakt was. Toevallig waren er op dat moment net geen Duitse officieren en toen hebben de bewaarders hem per ongeluk vrijgelaten.

Waarop bent u het meeste trots?
Ik vind het heel  moedig van mijn vader dat hij op zijn 18e besloot bij het verzet te gaan. Hij was nog jong en had nog een heel leven voor zich. Toch streed hij voor wat hij belangrijk vond. Mijn vader is wat dat betreft een voorbeeld voor mij. Ik ben blij dat het geen oorlog is want ik denk dat ik hetzelfde zou doen als mijn vader. Mijn raad aan jullie is om altijd zelfstandig te denken en niet zomaar dingen aan te nemen.

Fotografie: Ingrid de Groot

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892