Erfgoeddrager: Jael

‘Heidie heido heida, heidie heido heida, heidie heido, heidahahahahahahaha’

Robin, Jael en Stijn lopen vanaf hun school – De Troubadour – naar het huis van Gerard van Iersel. De kunstenaar heeft veel eigen werk aan de muur hangen en mooie foto’s, waaronder een zwartwit portret van hem en zijn vijf kinderen.  Ook zij zijn kunstenaar geworden. Meneer van Iersel kan mooi vertellen over de tijd dat hij als kind aan de Stratumsedijk woonde met zijn vijf broers en zussen. Op zijn vijfde brak de oorlog uit.

Hoe merkte u dat het oorlog was?
‘Het begin van de oorlog was spannend. Nieuws kreeg je toen alleen via de radio. Dan zei mijn vader: “Nou jongens, in Duitsland gaat het allemaal niet zo best en in Engeland ook niet.” En toen kwamen de Duitsers Nederland binnen en bombardeerden ze Rotterdam. Ik snapte niet goed wat er aan de hand was. Mijn ouders beschermden ons ook. Zeiden dat het wel goed zou komen. Maar ja, ieder dag ging de sirene. Dan ging je naar binnen, onder de tafel zitten, want je wist nooit wat er zou gebeuren. Mijn vader was horlogemaker en was bang dat het grote etalageraam zou barsten als er een bom viel. We hebben toen dat hele raam met plakband beplakt, zodat alles tenminste aan elkaar zou blijven hangen als het zou barsten. Zo kwam ik er langzaam achter dat het oorlog was. In de winkel kwamen ook Duitse soldaten om hun horloge te laten maken. Dat waren jongens van een jaar of achttien, negentien. Vaak hele lieve jongens, die het ook niet leuk vonden om soldaat te zijn. Mijn vader hielp ze gewoon, als mens, niet als soldaat. Ik zag ze van achter de toonbank. Ze hadden een uniform met van alles erop en eraan, met een helm op of zo’n barretje. Met geheime voorraad in de winkel had mijn vader ook nog wat om te ruilen voor eten bij de boeren. Een wekker of een klok in ruil voor ham of kaas. Ik was veel te mager, maar zo hield hij ons in leven.
Ik herinner me ook het marcheren van de Duitse soldaten vanaf de kazerne aan de Oirschotsedijk in een lange kolonne naar het zwembad aan de Stratumsedijk. Tjoem tjoem tjoem tjoem, klonk dat. Ze zongen ‘Heidie heido heida, heidie heido heida, heidie heido, heidahahahahahahaha’. Wij kinderen waren nieuwsgierig. Je zag hoe ze per drie hun geweren met de punt tegen elkaar zetten, zodat ze bleven staan. Hoe er soldaten rondliepen om alles te bewaken. Er waren er altijd een paar die niet gingen zwemmen, of niet konden zwemmen, dat kan ook. Ook haalden ze mensen uit huizen; dat was niet leuk. Dat zijn van die dingen die ik me heel goed herinner, heel goed.’

Welk bombardement is u het meest bijgebleven?
‘Ik denk die op de binnenstad. Ik zag de bommen vallen, daarna al die branden. En dan dat lawaai. Je hoorde de vliegtuigen aankomen en dan ‘BOEM’! Dat vond ik heel erg. De hele binnenstad was weg. De winkels waar je kort ervoor boodschappen had gedaan, allemaal weg, in puin.
Philips werd ook gebombardeerd. Wat nu de Witte Dame is, was toen een Philipsfabriek. Duitsers stonden er met hun geweren en luchtgeschut opgesteld en ‘s avonds zag je de lange, witte lichtbundels van de schijnwerpers. Dan hoorde je een vliegtuig, zag je opeens het licht erop schijnen en dan werd die ‘PIEUW’ neergeschoten. Iedere avond weer.
Ook het Sinterklaasbombardement, op de Philipsfabrieken, konden we vanaf huis zien. Toen we in de verte de hele stad in brand zagen staan, zijn we ons huis uit gevlucht. We zijn achterom het magazijn van de meubelzaak naast ons binnengerend. Ik weet nog goed dat ik in een grote kast ben gaan zitten en de deurtjes heb dichtgegaan. Mijn ouders zaten ook ergens in dat magazijn, in een kast of onder een tafel of waar dan ook. Je ging maar ergens zitten waar je dacht dat het veilig was.’

Kende u mensen die bij het verzet zaten?
‘Mijn broer zat bij het verzet. Hij was bij een hulpdienst voor hulp aan gewonden en gesneuvelden. Bij bombardementen ging hij met een groep jongens helpen. Dan had hij een witte overal aan en een speciale helm op. Hij was wel dapper. Hij was twintig en had in Duitsland moeten werken in de staalfabrieken, maar dat wilde hij niet. Hij dook onder en ging bij een boer werken. Mijn ouders maakten zich altijd veel zorgen over hem en wisten niet hoe het met hem ging. Op een dag kregen ze bericht dat hij gevangen zat in de Achterhoek. Hij heeft kunnen ontsnappen en is tijdens zijn vlucht op een landmijn gelopen. Daarbij raakte hij zwaargewond. Mijn ouders waren verdrietig, maar konden omdat het geheim was niet zeggen wat er gebeurd was. Hij bleek in een ziekenhuis in Nijmegen te liggen; zijn lijf vol met scherven. Toen ie thuiskwam, zat zijn lichaam helemaal in het verband. Als een witte pop kwam hij binnen.’

Hoe was het na de oorlog?
‘Vlak na de oorlog kwam de hulp voor kinderen die ondervoed waren op gang. De schoolarts keek mij na en zag dat ik te mager was. Toen werd ik naar een vakantiekolonie in Bunden, bij Maastricht, gestuurd. Zes weken bleef ik daar in een nonnenklooster. Spannend was dat. Gingen we eens ergens naartoe, met een bus vol jongens en meisjes. Na zes weken was ik nog te licht en mocht ik nog zes weken blijven voor ik weer naar huis ging.’

         

Erfgoeddrager: Jael

‘Als ze nog licht zagen, schoten ze als waarschuwing in de lucht’

Jael, Sharoni, Ambreen en Reda wandelen door het Rembrandtpark van de Corantijnschool naar het huis van Mien Hak. Zij was bijna drie jaar toen de oorlog begon en woonde toen een straat achter waar ze nu woont. Daardoor kan ze vanuit haar huiskamer naar buiten wijzen tijdens de verhalen uit de oorlog.

Hoe was de oorlog voor u?
‘Er gebeurden natuurlijk veel nare dingen. In het begin was ik nog klein, pas drie. Van die periode heb ik niks meegekregen. Maar toen ik wat ouder was, merkte ik het wel, de beperkingen vooral. Als we op straat speelden en het luchtalarm klonk, moesten we snel naar binnen. En ik zag dat mensen om me heen honger hadden. Zelf had ik het niet heel moeilijk, al heb ik wel tulpenbollen gegeten omdat er niet veel anders was. Alles was op de bon. Op school kregen we één keer per dag pap.’

Kon u gewoon naar school?
‘Ja, ik ging in die tijd net naar de kleuterschool. Maar later hebben de Duitse soldaten mijn lagere school ingepikt. Toen moest ik helemaal naar een school aan het Surinameplein. Op die lagere school – de Van Wassenaarschool in de Chasséstraat – herinner ik me een leraar. Hij was Joods en werd weggehaald waar iedereen bij was. Ik weet niet wat er met hem is gebeurd.’

Wat is het ergste dat u in de oorlog heeft meegemaakt?
‘Het engste dat ik meemaakte, was toen een man op klaarlichte dag voor mijn ogen werd neergeschoten door een Duitse soldaat. Ik wandelde met mijn moeder over straat en zag dat iemand tegen een muur moest gaan staan. Enkele seconden later lag hij dood op de grond. Ik was nog heel erg klein, maar dat beeld zal ik nooit vergeten. Ook heel erg was dat mijn vader van de honger opgezwollen voeten had. Dat heet hongeroedeem. Daar is ie nog een tijd behoorlijk ziek van geweest. Verder is er in onze familie gelukkig niemand omgekomen. Ik vind dat we op 4 mei allemaal stil moeten zijn voor de omgekomen mensen. Als ik zie dat mensen dan gewoon doorrijden, word ik boos.’

Hoe zag de buurt er in die tijd uit?
‘Als je nu naar buiten kijkt, zie je het park en het zwembad. Erachter zijn huizen. In de oorlog was deze straat er nog niet. Mijn straat, hierachter, was de rand van de stad. Hier en verder naar buiten de stad was het platteland, met tuinderijen. Duitse soldaten waren daar gelegerd. We moesten de ramen verduisteren en als ze nog licht van binnen zagen, schoten ze als waarschuwing in de lucht. Dat deden ze ook op andere momenten. Zo gingen de tienermeisjes wel eens naar de soldaten, omdat ze die leuk vonden. Hun ouders riepen hun dochters terug naar huis, maar dan schoten de soldaten in de lucht om aan te geven dat die ouders zich er niet mee moesten bemoeien. Na de oorlog werden de meisjes kaalgeschoren en wel door de straten gereden. Uit wraak. Uit die tijd herinner ik me de voedseldroppings. Zweeds wittebrood was ontzettend lekker. Maar dat komt vast ook omdat ik enorme honger had.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892