Erfgoeddrager: Issrae

‘“Jij gaat niet terug naar Berlijn.”’

Mevrouw Bruno woonde tijdens de oorlog met haar ouders en broer op de Cornelis Schuytstraat. Ze gaf haar studie op om voor haar familie te kunnen zorgen. Toen haar oudere broer moest werken in Duitsland, hielp ze hem onderduiken. Ook ging ze op pad om eten te halen voor de familie.

Wat betekende de oorlog voor u?
“Ik was boos. En ik heb gemerkt: als je heel boos bent, dan ben je niet bang. Ik wilde Frans studeren, maar dat kon niet omdat de universiteit gesloten werd. De Duitsers gooiden ons hele leven in de war. Wat doen die vreemde mensen hier? dacht ik. Die soldaten liepen overal, haalden de winkels leeg, lepelden soepborden advocaat naar binnen alsof het niets was, ze gingen zingend door de straten. Het werd in de loop van de oorlogsjaren erger en erger. Mijn leven begon net, maar die vijf jaar ben ik misgelopen.”

Hoe heeft u uw broer helpen onderduiken?
“Mijn broer werd tewerkgesteld in Berlijn. Toen mijn grootvader overleed in 1943, heeft mijn vader mijn broer een telegram gestuurd met de vraag of hij naar Amsterdam kon komen voor de begrafenis van zijn grootvader. Er was iemand bij de posterijen, die had dat ‘groot’ weggelaten. En voor de begrafenis van je vader mocht je terugkomen. Zodra mijn broer thuiskwam was ik vastbesloten, ik zei hem: ‘Jij gaat niet meer terug naar Berlijn.’ Ik ging met hem naar het Centraal Station waar hij met andere jongens moest verzamelen om terug te gaan. Een voor een werden de namen geroepen. Toen mijn broers naam klonk zei hij luid ‘ja’, zodat ze hem niet meteen zouden missen. Ik had al een kaartje voor hem gekocht naar Hilversum. Heel langzaam zijn we toen naar de buitenkant van de groep geschuifeld om daarna snel in de trein naar Hilversum te springen. Onderweg kwam er opeens een Duitse soldaat langs, ik pakte mijn broer beet en knuffelde hem alsof we een verliefd paartje waren. De soldaat liep door. Zodra we in Hilversum waren, pakten we de trein terug naar Amsterdam. Daar dook mijn broer onder in het souterrain van ons huis tot het eind van de oorlog.”

Wat aten jullie in de Hongerwinter?
“In de stad was geen eten meer, dus ging ik op pad in de hoop bij boeren spullen te ruilen voor eten. Op de fiets, eerst naar Amsterdam-Noord, en toen daar niets meer te halen viel, fietste ik verder, naar de Noordoostpolder. Het werd steeds moeilijker. De boeren hadden al genoeg kleding en dekens aangeboden gekregen, en wilden goud, zilver en horloges. Op die hongertochten heb ik vreselijke dingen meegemaakt. Hele rijen mensen trokken weg uit Amsterdam, arme gezinnen die niet veel te ruilen hadden, liepen vele kilometers om ergens wat eten te krijgen. Ik stond een keer met een groep bij een boer, die niets wilde geven aan een man. ‘Je hebt al een hele kar vol’, zei die boer, ‘u krijgt niets meer’. De man trok het laken weg dat over de kar lag, en liet zien wat hij met zich meedroeg: zijn eigen kind, bezweken aan de honger en kou.”

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892