Erfgoeddrager: Issha

‘We stonden met onze handen voor de oren en mijn zusjes gilden vreselijk.’

Door de aanleg van de Atlantikwall moet Alie Henkelmann-Groen in de zomer van 1943 verhuizen uit het Geuzenkwartier. Ze krijgen een woning toegewezen in het Bezuidenhout. Daar heeft Alie twee jaar gewoond. Tot hun huis door het bombardement wordt verwoest.

Wat is het meest gekke dat u heeft meegemaakt?
Mijn vader ging vaak met zijn broer met een handkar op zoek naar eten. Op een keer, ik weet niet precies waar ze helemaal naar toe waren gegaan, werd zijn broer opgepakt. Hij had geen geldig ausweis en moest een gevangenis in waar meer Nederlanders gevangen zaten. Mijn vader dacht dat hij er niet meer uit zou komen, maar mijn oom die altijd heel vindingrijk was, zei: “Maak je niet ongerust, ik vind er wel wat op. Blijf hier maar wachten.” ’s Middags kwamen vrouwen hun mannen bezoeken in de gevangenis. Mijn vader stond daar te wachten en wie komt er naar buiten lopen… oom Arie als vrouw verkleed! Hij had vrouwenkleren aangetrokken en een hoofddoekje omgedaan. Zo kwam hij toch vrij en ontsnapte hij aan de Duitsers.

Heeft u honger gehad?
In de hongerwinter kregen we twee boterhammen, één voor ’s morgens en één voor tussen de middag. Daar moesten we het mee doen. We kregen geen snoepje tussendoor of zoiets. Water kon je krijgen. Er was maar één soort brood, dat was lichtbruin en heette regeringsbrood. Het was niet lekker, maar wij vonden het wél lekker. Daar deden we stroop op die mijn moeder maakte door suikerbieten heel lang op de majo (kachel) te laten koken. Dat brood sneden we dan in hele kleine blokjes en iedere keer namen we één blokje. We deden er de hele ochtend over om die ene boterham op te eten.
Op een gegeven moment was er zo weinig te eten, dat de Engelsen en Amerikanen voedsel hebben gedropt. Ze gooiden meel, bloem en boter vanuit vliegtuigen. Daar maakten de bakkers brood van en kreeg iedereen een wit brood. Mijn moeder was er heel zuinig mee en wilde ook wat bewaren voor mijn vader, dus we maakten niet alles op. Maar achteraf hadden we dat beter wel kunnen doen…

Waar was u tijdens het bombardement?
Op 3 maart was mijn vader weer op etenstocht en er vlogen bommenwerpers over onze wijk. Om ongeveer 8 uur ‘s avonds vertrouwde mijn moeder het niet meer. Ze trok een jas over onze pyjama’s. We gingen naar een schuilkelder die mijn vader samen met de buurman had gemaakt door de kelder te stutten met houten palen. We waren er nog maar net, of daar begonnen de bommen te vallen. Het was een vreselijk lawaai. We stonden met onze handen voor de oren en mijn zusjes gilden vreselijk. Toen het wat rustiger werd, schepte de buurman puin weg dat voor de deur lag en konden we naar buiten. Van de hele straat was niets meer over. Ons huis hing helemaal naar voren. Alles was weg. Mijn moeder zei toen: “We hadden het brood nog niet op…” Achteraf, als we in huis gebleven waren, had ik hier nu niet meer gezeten.

een reportage over Mw. Henkelman door Omroepwest is hier te zien.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892