Erfgoeddrager: Irem

‘‘Zo’n verdriet verdwijnt nooit’ ’

De Joodse ouders van Marco de Groot ontmoetten elkaar toen ze jong waren, bij de regenjassenfabriek Hollandia Kattenburg in Noord. Ze zouden allebei de oorlog niet overleven. Aan Amarachi, Irem, Mohamed en Shivani van de IJdoornschool legt Marco de Groot uit dat hij in de oorlog te jong was om zich te realiseren dat hij ook Joods was, en daarmee gevaar liep om te worden opgepakt. “Van de familie De Groot ben ik de enige overlevende”, vertelt hij. “Ik heb achtenzestig familieleden verloren: ooms, tantes, ouders, grootouders, neven en nichten. Omdat ik toevallig bij de buren speelde toen mijn ouders werden weggehaald, heb ik de oorlog kunnen overleven. Anders had ik dit jullie nu niet kunnen vertellen.”

 

Wordt u nu nog steeds verdrietig als u aan de oorlog denkt?
“Ja, dat is levenslang na alles wat er gebeurd is. Mijn moeder was hoogzwanger van haar tweede kindje, mijn broertje of zusje, toen we ondergedoken zaten in Tilburg. Maar op een dag is zij door de Duitse politie opgepakt en gevangengezet in kamp Vught. Vanuit daar is ze overgebracht naar kamp Westerbork. En van kamp Westerbork is zij met zo’n vreselijke trein afgevoerd naar Sobibor. Sobibor was een vernietigingskamp achterin Polen. Daar is zij onmiddellijk na aankomst door gasverstikking om het leven gebracht. Ze is vermoord, niet meer en niet minder. Ze was pas 29 jaar oud. Mijn vader was niet thuis toen mijn moeder werd meegenomen. Hij is gaan kijken of hij haar vrij kon krijgen, maar dat lukte helaas niet. Ook hij werd opgepakt en is rechtstreeks naar Westerbork gebracht en door naar Sobibor, waar hij onmiddellijk na aankomst de gaskamer werd ingedreven. Toen de oorlog afgelopen was, zaten ik en mijn pleegouders te wachten op de terugkomst van mijn ouders. Maar pas op 17 mei 1949 kregen wij het bericht van het Rode Kruis dat zij door gasverstikking om het leven zijn gebracht. Ik kan me hun gezichten nog goed herinneren. Later ben ik naar Sobibor gegaan om een steen te leggen voor mijn ouders en mijn verdriet een plekje te geven, maar dat zal nooit verdwijnen.”

Wat weet u van Hollandia Kattenburg?
“Mijn vader was bedrijfsleider bij textielfabriek Hollandia Kattenburg. De fabriek stond hier in Noord en er werden regenjassen gemaakt. Mijn vader ontmoette mijn moeder in de fabriek, waar zij waarschijnlijk als naaister werkte. Net als zij waren veel werknemers bij Hollandia Kattenburg Joods, en later zouden 367 Joodse personeelsleden worden opgepakt en afgevoerd. Ik heb een foto van de fabriek, waar ook mijn vader op staat en daar ben ik ontzettend blij mee want ik heb maar weinig spullen van mijn ouders. Als de Duitsers Joden meenamen, lieten ze ook hun huizen leeghalen. Ik heb nu nog deze foto en een pasfoto die bij Hollandia Kattenburg in de gang hing. Zo weet ik gelukkig hoe mijn ouders eruit zagen en dat is ontzettend waardevol.”

Wat weet u nog van de bevrijding?
“Het was een groot feest in de stad. Er waren overal vreugdevuren, vlaggen en dansende mensen. Het feest duurde wel drie dagen en het was een en al ‘halleluja hoera’. Totdat bekend werd wat de oorlog de mensen eigenlijk had aangedaan. Pas na het feest van de bevrijding kwam het grote verdriet. Ik was in eerste instantie ook heel blij, tot ik erachter kwam dat mijn ouders niet meer zouden terugkomen. Ik was te jong voor een rouwproces, maar naarmate ik ouder werd, werd het verdriet ook groter. Ik kan nog steeds niet accepteren wat er is gebeurd.”

Erfgoeddrager: Irem

‘Les bij de hoofdonderwijzer thuis’

Wij zijn Marwan, Irem en Shafieq en wij interviewden meneer Veldhuisen, die 7 jaar was toen de oorlog begon. Hij woont nog steeds in dezelfde boerderij als toen hij klein was. In de oorlog veranderde er voor hem niet zo veel. Wij waren verbaasd dat hij zo weinig nare herinneringen had. We dachten dat de oorlog voor iedereen heel erg was.

Wat heeft u gemist tijdens de oorlog?
“Hier op het platteland miste je eigenlijk niks. Vooral in de beginjaren ging alles gewoon door. Ik heb alleen nooit leren zwemmen. We hadden in Sloten een mooi zwembad, maar dat werd door de Duitsers in beslag genomen. Dus aan zwemmen ben ik nooit toegekomen. Ook waren er veel bombardementen in de omgeving. Dat was niet leuk. De zuster van mijn vader had een boerderij bij de Nieuwe Meerdijk, vlakbij Schiphol. De Engelsen wilden het vliegveld bombarderen, maar hebben toen per ongeluk die boerderij gebombardeerd. Mijn vader en ik zijn met paard en wagen mijn tante gaan halen. Mijn nichtje was zwaar gewond. De koeien waren bij het bombardement gespaard gebleven en moesten worden ondergebracht. Iedereen in de straat nam een paar koeien van haar over. Zo kon mijn tante na de oorlog weer verder gaan met de boerderij.”

Hoe heeft u de hongerwinter beleefd?
“Omdat wij op het platteland woonden, hadden wij het veel minder moeilijk dan de mensen in Amsterdam. We hadden vlees, melk en een stukje grond. Daar pootten we sla-plantjes en we zaaiden worteltjes. Zo hadden we altijd genoeg te eten. Maar de mensen in de stad hadden wel honger. Daardoor werd er wel eens een beest van het land gestolen om te slachten. Toen hebben de boeren onderling een club opgericht, de boerenwacht. Elke nacht liepen twee boeren rond om de koeien te bewaken.”

Ging u in de oorlog nog naar school?
“De Duitsers namen onze school in beslag, dus daar konden wij geen les meer krijgen. Toen kregen we les bij de hoofdonderwijzer thuis. Aan een grote tafel zaten we bij elkaar. Tussen de stoelen legden we planken, zodat iedereen kon zitten. De ene klas had ‘s ochtends les, de andere ‘s middags. Wij vonden het eigenlijk wel leuk, vooral omdat je minder naar school hoefde. Als we dan ’s ochtends les hadden, waren we ‘s middags lekker vrij.” 

Tijdens het interview

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892