Erfgoeddrager: Glenn

‘Voorlezen bij kaarslicht’

Meneer Sablerolle zat in de Ritakerk toen deze gebombardeerd werd. Gelukkig raakte hij zelf nauwelijks gewond. Toch heeft het bombardement zoveel indruk op meneer Sablerolle gemaakt dat hij er jaren later een gedicht over schreef. Dat las hij aan ons voor aan het eind van het interview.

Wat herinnert u zich van het bombardement?
“Het was verschrikkelijk. De Ritakerk bestond 25 jaar en ter ere daarvan was er een heilige mis. De hele kerk zat vol, ik denk dat er wel 500 kinderen aanwezig waren. Op een gegeven moment klonk het luchtalarm en . daarna een verschrikkelijk gegier en gefluit. Dat waren natuurlijk de bommen maar dat hadden we toen niet in de gaten. Ik heb de knal van de bom niet gehoord maar ineens hoorde ik de ramen van de kerk invallen en daarna werd het pikkedonker. Het enige wat ik wilde was overleven, weg uit de kerk. De bom was achterin de kerk terecht gekomen, gelukkig was hij niet op het dak al ontploft. Daarom zijn er maar zo weinig doden gevallen, ongeveer 22. Zelf ben ik niet gewond geraakt, ik had alleen een klein schrammetje op mijn hoofd. Toch was dit bombardement zo’n emotionele ervaring voor mij dat ik er jaren later, in 2009 een gedicht over heb geschreven.”

Kunt u iets vertellen over onderduikers in uw huis?
“Onze onderduiker was een jonge knul van een jaar of 20. Hij kon na een staking niet meer terug naar zijn huis in Brabant dus verbleef hij bij ons. Wij hadden een huis met drie kleine slaapkamertjes. We hadden ook nog twee neefjes in huis. Hun vader had meegedaan aan de spoorwegstaking en uit angst voor represailles moest het hele gezin onderduiken. Het huis was altijd vol, maar dat was zeker niet ongezellig. Het was een strenge winter, ’s avonds zaten we dan lekker warm met zijn allen in de keuken. Dan werd er bij kaarslicht voorgelezen uit een boek. Door de oorlog werden de mensen naar elkaar toegedreven. Je ging veel bij elkaar op visite. Mijn ouders kwamen uit grote gezinnen, als al die mensen bij elkaar kwamen, was het hartstikke gezellig. Er werden spelletjes gedaan en toneelstukjes opgevoerd. De oorlog was niet altijd slecht.”

Wat weet u nog van de Hongerwinter?
“Het was zo koud dat er zelfs ijs lag op het IJ en dat de ponten nauwelijks konden varen. Alles was bevroren, ook het Noordhollandsch Kanaal hier in Noord. Mensen huurden handkarren of bakfietsen waarmee ze naar de boeren in Enkhuizen of Hoorn gingen. Mijn moeder heeft die tocht ook drie keer gemaakt met onze onderduiker. Mijn vader was zwak, hij had voor de oorlog tuberculose gekregen. De dokter zei dat als hij geen eten zou krijgen hij de oorlog niet zou overleven. Die onderduiker heeft het leven van mijn vader gered. Hij roofde de katten en de honden van de straat en die slachtte hij dan. Zo hadden wij altijd te eten. Zelf heb ik de Hongerwinter niet echt meegemaakt omdat ik tijdelijk in Lutjebroek woonde. De tocht daarheen, zo’n 55 km, was zo koud dat we er op de slee naartoe gingen. Af en toe liepen we ook een stukje, anders bevroor ik.”

 

Erfgoeddrager: Glenn

‘Zijn familie vroeg toen of ik vaker boodschappen wilde doen, en dat heb ik gedaan’

Jan van Langen gaf ons zijn levensgeheim mee: “Je moet er altijd iets van proberen te maken”. In de oorlog deed hij dat zelf door boodschappen te doen voor een Joods gezin uit de buurt, terwijl dat hartstikke gevaarlijk was. Dat vinden we best bijzonder.

Waren er veel Duitse soldaten in uw buurt?
“Dat viel hier in Tuindorp Oostzaan gelukkig wel mee. De Duitsers zaten vooral bij het dok en de scheepbaan want daar zat de Kriegsmarine: de Duitse zeemacht. En waar nu voetbalclub Meteoor speelt, daar stond toen zwaar Duits geschut. Daarmee werden Engelse vliegtuigen die overvlogen beschoten. Toen ik een keer in het centrum was, zag ik Duitse soldaten Joodse kinderen letterlijk in een vrachtwagen gooien. Ik werd zo boos dat ik begon te schelden. Maar mijn moeder gaf me een hele harde tik en sleurde me weg. Ze zei dat ik zoiets nooit meer mocht doen.”

Hoe kwam het dat u boodschappen ging doen voor een Joods gezin?
“Vroeger zat hier op het Mercuriusplein een ijswinkel van een Italiaanse man, Tobias. Op een mooie zondag liep ik over dat plein toen er een jongetje naar mij toekwam die vroeg of ik een ijsje voor hem wilde kopen. ‘Dat kan je zelf toch wel?’, vroeg ik, maar toen zag ik zijn Jodenster. Ik heb met zijn geld het ijs gekocht en ben met hem mee naar huis gelopen. Hij woonde op de Kometensingel bij de Nieuwe Maanstraat. Zijn familie vroeg of ik vaker boodschappen wilde doen en dat heb ik gedaan. Totdat ik op een dag naar het gezin ging en een buurvrouw me naar binnen trok. De familie was al weggevoerd en de buurvrouw zei dat het hartstikke gevaarlijk was als ik me nog vaker rond dat
huis zou laten zien. Toen ben ik nooit meer teruggegaan.”

Kende u mensen die bij de NSB zaten?
“Ja hoor, om te beginnen zaten er kinderen van NSB’ers bij ons op school. Daar had je niet veel last van, we speelden allemaal met elkaar. Maar op Hitlers verjaardag kwamen die kinderen in uniform naar school, en toen hebben we ze met z’n allen een pak slaag gegeven. De schooldirectie heeft de NSB-ouders laten weten dat de kinderen zich voor hun eigen veiligheid moesten omkleden. We hadden ook een liedje voor de NSB’ers, op de melodie van Hup Holland Hup: ‘Oh, NSB, jij hebt je land verraaien. Oh, NSB, ik wil je nek omdraaien. Jij met je zwarte pakkie an, altijd in de rouw. Als er straks geen eten meer is, dan slachten we jou’. Dat mochten ze natuurlijk niet horen hoor, dus dat
zongen we stiekem.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892