Erfgoeddrager: Fons

‘Na de oorlog dachten we dat alles meteen weer goed zou komen’

Vanaf de basisschool De Pinksterbloem in Amsterdam-Oost fietsen Alex, Valentijn, Odilie, Fons en Nanook naar het huis van Myriam Mater. Mevrouw Mater was een meisje van 9 toen de oorlog uitbrak. Ze wist niet dat ze Joods was en het was helemaal niet belangrijk, maar opeens werd het gevaarlijk om Joods te zijn. Ze vertelt het allemaal met een lach en geniet van de kinderen, maar de verhalen maken diepe indruk.

Waarom mocht u niet opvallen?
‘Voor de oorlog wist ik niet eens dat ik Joods was. Mijn moeder was Joods en droeg een Davidster, maar mijn vader hoefde dat niet omdat hij niet Joods was. Het was natuurlijk een idioot idee, omdat de Joden niks bijzonders zijn. De Duitsers hadden bedacht dat zij de schuld van alles waren en dus moesten worden uitgeroeid. Mijn vader was het hier niet mee eens en heeft heel veel Joden gered. Hij verzon een manier om Joden te ontsterren en moest later in de oorlog onderduiken.’

Wat dacht u toen de Duitsers bij u thuis binnen wilden komen?
‘Wij waren natuurlijk heel bang. Mijn vader en zusjes waren ondergedoken en mijn moeder lag in het ziekenhuis. Ik was thuis omdat ik voor de onderduikers die we in huis hadden, moest zorgen. Mijn zusje kwam toevallig langs. De Duitsers hadden ons eerst opgesloten in een kamer en zijn toen gaan zoeken. Dat ging met veel geschreeuw gepaard en we waren als de dood dat ze de onderduikers zouden vinden. Wat we niet wisten was dat ze naar mijn vader op zoek waren. Toen ze niks vonden hebben ze ons uit die kamer gehaald en ik moest het ziekenhuis bellen waar mijn moeder lag. Ik kreeg mijn vader aan de lijn terwijl ik een revolver van de Duitser in mijn oor had. In een opwelling zei ik in het Frans: ‘Niet naar huis komen’. De Duitse soldaat verstond het niet en werd vreselijk kwaad. Als wraak hebben ze onze schildpadden in kokend water gegooid. Dat was natuurlijk erg wreed en het waren onze schildpadden, maar dat staat niet in verhouding met wat veel andere mensen hebben meegemaakt. Niet veel later is mijn moeder overleden.’

Wat weet u nog van de Bevrijding?
‘De mensen kwamen als paddenstoelen uit hun huizen en riepen dat er weer vrede was en dat de moffen zouden verdwijnen. We dachten dat alles meteen weer goed zou komen. Maar de lijken lagen nog opgestapeld en moesten nog begraven worden. De huizen lagen nog in puin. We hadden toen ook woningnood. Mijn moeder had de oorlog niet overleefd dus we waren daar heel verdrietig over.

Uiteindelijk is het natuurlijk heel goed met mij gekomen. Ik denk nog wel aan de oorlog, maar het doet me geen verdriet meer. Het is al heel lang geleden. Het erge is dat het maar doorgaat. We hebben nu ook weer mensen die uit de meest vreselijke oorlogen komen. Ze komen hier als vluchteling en zij hebben net zoiets meegemaakt als wij toen.’

Erfgoeddrager: Fons

‘Een roddeltante verraadde mijn moeder’

Wij interviewden mevrouw Coby Cordes over haar herinneringen aan de oorlog in de Watergraafsmeer. Zij woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog met haar vader, moeder, drie broers, drie zussen en een hondje. Coby was de jongste. Haar vader overleed tijdens de oorlog door ziekte.

Wanneer had u door dat het oorlog was?
“In de nacht was het rumoerig geweest. Er vlogen veel vliegtuigen over. De volgende dag bleek het oorlog te zijn. Ik zat op een nonnenschool en weet nog goed dat we op school meteen gingen bidden voor vrede. Ik was een beetje bang, maar het voelde nog ver weg.”

Heeft u gezien dat er Joodse mensen werden opgepakt?
“In de buurt waar ik woonde, woonden enkele Joodse mensen. Ik weet nog dat ik buiten aan het spelen was toen een ouder Joods stel werd opgepakt. De buren vonden het vreselijk en stonden te schreeuwen en te gillen. Ik stond te kijken en vond het verschrikkelijk.”

Zaten u of uw ouders in het verzet?
“Nee, we woonden met zeven kinderen. Dat was te riskant, omdat kinderen het moeilijk vinden om een geheim te bewaren. Mijn moeder heeft wel meubels in huis gehad van mensen die moesten onderduiken. Die hadden we op zolder opgeslagen. Op een gegeven moment kwamen een NSB’er en een Duitser langs.  Er was geroddeld dat er een weduwe in de buurt woonde met zeven kinderen die spullen van Joden op zolder zou hebben. De NSB´er en Duitser vroegen van wie die spullen waren. Mijn moeder zei dat het spullen waren voor een nicht die ging trouwen. Gelukkig geloofden ze dat en hebben ze mijn moeder met rust gelaten. Ik zat op school toen ze langskwamen. Toen we het verhaal achteraf hoorden, schrokken we wel. Ik was bang dat ze mijn moeder zouden oppakken. Een van die Joodse mensen van wie de spullen waren, heeft de oorlog overleefd en de spullen later opgehaald.”

Heeft u honger gehad tijdens de hongerwinter?
“Toen de hongerwinter uitbrak hadden we weinig te eten. Toch kreeg ons hondje ‘Mollie‘ altijd een hap van ons eten. Ik weet nog wel dat er aan alles tekort was. We hadden ook geen kolen meer om te stoken. Wij woonde vlak bij het spoor en mijn broertje ging wel eens kolen zoeken. Het was riskant want de Duitsers konden je beschieten. De broer van een vriendinnetje is zo doodgeschoten. Mijn moeder had familie in Wieringen die slagers waren en wij mochten daar wonen. Een oom uit Landsmeer haalden mij en mijn broertje op met een auto. Het was een open auto, wij zaten achterin met een paardendeken over ons heen tegen de kou. In Wieringen hadden we geen honger, er was genoeg vlees, Daar hebben we geluk mee gehad.”

Hoe zag de buurt eruit in de oorlog?
“De buurt waar jullie school staat was allemaal land. Er stond een Duits afweergeschut. ‘s Nachts ging het daar vaak tekeer. Wanneer de Engelsen overvlogen werden ze beschoten door de Duitsers. In de ochtend vonden we dan overal op straat granaatscherven. Die verzamelden we. We hadden een hele bak thuis en ruilden ze met andere kinderen en deden er spelletjes mee. Als er in de nacht gebombardeerd werd, ging er een luchtalarm af. Wij bleven dan gewoon in bed liggen. Andere families gingen onder de trap zitten, maar dat deden wij niet. Ik raakte er een beetje aan gewend en was er niet echt bang voor.”

foto’s: Marieke Baljé

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892