Wij zijn Fahra, Paki en Janna. We interviewden mevrouw Gerritje Nuisker en bezochten met haar, haar ouderlijk huis in de Mauvestraat. Voor mevrouw Nuisker was dat heel bijzonder. Ze was nul jaar toen de oorlog begon, toch herinnert ze zich nog ontzettend veel van de oorlogstijd.
U was heel klein in de oorlog, wat herinnert u zich nog van die tijd?
“Ik herinner me het luchtalarm. Dan schuilden we in de gang, of we gingen naar de schuilkelder op het Henriëtte Ronnerplein. Het geluid van de laarzen van marcherende soldaten herinner ik me en de tram in de Van Woustraat. Alle geluiden hoorde je goed, omdat er nog zo weinig verkeer was. Ik voel vooral nog de constante spanning die in ons huis heerste. Dat kwam omdat we twee Joodse onderduikers in ons kleine huisje hadden.”
Waar zaten de onderduikers verstopt?
“De onderduikers zaten onder een luik, in de keuken. Twee mannen waren het. Ik wist dat ze er waren. Soms liepen ze ook door ons huis. Elke keer als ik buiten Duitse motoren of soldaten hoorde werd ik bang.”
Praatten uw ouders met u over de onderduikers?
“Nee. Maar mijn ouders waren wel altijd nerveus. Vooral als de zuster van mijn vader en haar man op visite kwamen. Zij zaten bij de NSB, de partij die voor Hitler was. Als zij er waren voelde ik de stress. Die mensen zijn fout, wist ik. Eén keer stak ik uit pure spanning hun baby’tje in zijn bil met de veiligheidsspeld van zijn luier.
Thuis werd er nooit over de oorlog gesproken. Alsof er niks aan de hand was. We waren erg gelovig: gereformeerd. Niemand sprak ergens over. Al die spanning voel je als kind, maar je weet niet precies wat er aan de hand is.
De onderduikers overleefden de oorlog. Ik weet niet wat er met hen gebeurd is na de oorlog. Vader zei dat ze ons zilveren bestek hadden meegenomen.”