Erfgoeddrager: Fahad

‘Stelen mag natuurlijk ook niet maar je moest wel overleven’

Frederika de Boer-Blom vertelt aan Teun, Sam, Sophie, Fahad en Cas over de spannende gebeurtenissen die ze meemaakte tijdens de oorlog. Bijvoorbeeld over de dag dat haar broer in prikkeldraad viel en vast kwam te zitten. De leerlingen van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost luisteren aandachtig.

Wat was het engste moment in de oorlog?
‘Er waren heel wat enge momenten in de oorlog… Toen ik eens met mijn broer en moeder bij mijn grootouders sliep, werden we midden in de nacht wakker van een keiharde knal. Wat bleek er nou gebeurd te zijn? Op een weiland in de buurt was een bom gevallen. Gelukkig niet dicht bij een huis en niemand was omgekomen, maar op dat moment was ik wel heel bang.

‘En nog een verhaal… Mijn broer en ik gingen, net als anderen, vaak naar het spoor hierachter want daar reden goederentreinen langs waar we spullen uit wilden stelen. Het gebied was beschermd met prikkeldraad want je mocht daar niet komen. Stelen mag natuurlijk ook niet maar je moest wel overleven. Dus iedereen ging onder het prikkeldraad door om bij de goederentrein te komen. Ook mijn broer deed dat. Allee viel hij in het prikkeldraad en zat vast. Juist op dat moment kwam er een Duitse soldaat op ons aflopen. We moesten met hem mee naar zijn kantoortje. Daar pakte hij een verbanddoos gaf die aan mijn broer en toen mochten we naar huis gaan. Dat was een spannend moment.’

Hoe bent u de Hongerwinter doorgekomen?
‘Wij hadden het geluk dat wij familieleden buiten de stad hadden. Zij woonden op boerderijen en van hen kregen wij aardappelen en groenten. En we kregen voedselbonnen. Zo konden we naar de kruidenier of een andere winkel om boter of melk te kopen. Mijn zusje is geboren in de Hongerwinter en daarom kregen we extra voedselbonnen want mijn moeder moest goed eten en drinken voor mijn zusje. Mijn moeder zei ook altijd dat ons zusje ons leven heeft gered. Bij de bakker kregen wij, de kinderen in de buurt, vaak een bordje pap om aan te sterken. Wij hoefden gelukkig nooit op zoek te gaan naar eten in de containers of afvalpunten. We zochten er wel naar kleding want het was zo koud. Eens deed mijn broer mee met een hardloopwedstrijd en won de eerste prijs. Dat was een zak kolen, en dat was geweldig want zo hadden we een warm huis.’

Hoe ging het verder na de oorlog?
‘Er was heel veel kapotgeschoten, iedereen die kon moest helpen alles weer op te bouwen. Na de oorlog was er ook nog niet iedere dag school want we hadden niet genoeg kolen of hout om te verwarmen. De wederopbouw duurde wel tien jaar.’

Erfgoeddrager: Fahad

Het mooie van de oorlog was de saamhorigheid

Connie de Vries-Kuijl woonde tijdens de oorlog met haar ouders en vijf broertjes en zusjes in Weesperkarspel, het huidige Driemond. Ze was vijf jaar toen de oorlog begon. Fahad, Jemimah en Rochester spraken met haar en hoorden verhalen over bombardementen en het mooie aan een tijd die niet mooi was.

Wat is het heftigste wat u zich kunt herinneren van de oorlog?
‘Vlakbij ons werd de brug over het Merwedekanaal door de Engelsen gebombardeerd. Toen was ik heel erg bang. Ik liep met mijn vader, moeder, broertjes, zusjes en nog wat kennissen op de weg. Ineens zagen we allemaal vliegtuigen die een voor een plotseling naar beneden doken. We scholen in een sloot, ik lag er half in en was bang. De brug is niet goed geraakt, een aantal huizen wel, sommige zijn weggevaagd. Bij dat bombardement zijn een oudere dokter en een buurjongen van mij omgekomen en dat was natuurlijk een ervaring die je nooit meer vergeet.
Een andere herinnering is dat de Duitsers de postduiven van mijn vader, die duivenmelker was, kwamen ruimen. Ze waren bang dat via de duiven allerlei informatie zou worden verspreid. Mijn vader vond hield veel van die dieren. De Duitsers hakten bruut hun koppen af…’

Wat aten jullie tijdens de oorlog?
‘We aten rare dingen tijdens de oorlog, zoals suikerbieten en aardappelschillen. Mijn oudste broer lustte alles, dus die had het relatief makkelijk. Enkele kinderen, waaronder ik, konden dat eten minder goed verdragen en aten dan liever niks. Die hadden enorme honger. Op een gegeven moment kwam de pater van de kerk bij ons langs. Hij vertelde mijn ouders dat een van mijn broers wel heel vaak op straat ging liggen. Hij had zo weinig energie dat hij steeds even moest rusten. In dit soort gevallen mochten sommige kinderen dan twee weken ergens anders in het Gein op een boerderij wonen waar ze warm eten kregen om aan te sterken. Alleen moest je dan helemaal van Weesp daar naartoe lopen, zeven kilometer! Dat was natuurlijk een enorme tocht als je zo weinig energie had.’

Deden jullie wel eens stiekeme dingen?
‘Nou, je mocht tijdens de oorlog niet naar de radio luisteren, maar wij hadden in een keukenkastje achter een gordijntje een radio staan en daar werd dan wel eens naar geluisterd. Zo bleven we toch een beetje op de hoogte van wat er speelde in het land. Ook heeft mijn vader ondergedoken gezeten en in zijn papieren zijn geboortedatum veranderd. Hij was toen eigenlijk nog 39 maar hij deed net alsof hij al veertig was ,want dan hoefde je niet meer in dienst en hoefde je ook niet naar Duitsland om te werken bijvoorbeeld. Je werd heel creatief in de oorlog; mensen bedachten van alles. Het was natuurlijk een vreselijke periode, maar het mooie was de saamhorigheid. Je kwam echt voor elkaar op, je hielp elkaar, kookte voor elkaar en informeerde naar elkaar en je kende echt iedereen.’

      

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892