Erfgoeddrager: Esma

‘’Oorlog zei me niet zo veel, tot een vliegtuig neerstortte’’

Zayed, Rayaan, Esma en Iman van basisschool Het Vogelnest zijn nog nooit in Purmerend geweest. In een ruime verzorgingsflat wonen op de 4e verdieping Jo en Wim Oostervink. Samen met Mollie de poes. Het is zo gezellig bij Wim en zijn vrouw Jo dat zij na afloop van het interview meteen vragen wanneer de kinderen weer terugkomen.

Hoe voelde u zich toen de oorlog begon?
“Ik was ongeveer net zo oud als jullie, dus de oorlog zei me niet zoveel. Ik kon me bijvoorbeeld niet voorstellen dat mensen elkaar gingen doodschieten. Tot er op een dag een Engels vliegtuig neerstortte op de Blauwburgwal in Amsterdam. Toen was iedereen ineens op zijn hoede, als kind is dat heel beangstigend. Mijn vriendjes en ik dachten eerst nog dat de Engelsen en Amerikanen ons wel zouden helpen, maar daar kwam niks van terecht… Duitsland had zo’n verschrikkelijk groot leger waarmee het Europa binnendrong. Toen dat gebeurde was ik bang, pas toen begreep ik er iets van.”

Hoe oud was u toen de bommen vielen in Amsterdam-Noord?
Ik was 13 en werkte sinds kort als loodgieter in het centrum van Amsterdam. Die dag stond ik op een dak ergens op de Prinsengracht, toen ik ineens allemaal rookpluimen in Noord zag. Ik realiseerde me dat dit de plek was waar mijn huis stond. Als een razende ben ik op de fiets naar Noord gereden. Toen ik aankwam bij de Van der Pekstraat, bleek er een bom te zijn ingeslagen in de dikke boom die in het perkje voor ons huis stond. Van die boom was niks meer over en in ons huis zaten geen ramen meer. Alle dakpannen waren van het dak. Mijn moeder en mijn zusje waren thuis tijdens de inslag. Door de klap waren ze als het ware de keuken ingeslagen. Helemaal in de war zaten ze in de kamer op een stoel. Mijn vader kwam snel naar huis en heeft meteen alle dakpannen die nog heel waren, op het dak gelegd. Gelukkig konden we in ons huis blijven wonen.”

Kunt u wat vertellen over de Hongerwinter?
Ik was ongeveer 14 jaar oud, een leeftijd waarop je eigenlijk veel eten nodig hebt. Maar er was niks. Bij de gaarkeuken kon je met je pannetje en wat voedselbonnen eten halen, voornamelijk suikerbieten en aardappelschillen. Die schillen kwamen van de Duitsers vandaan en werden dan nog weleens, per gratie, gegeven aan mensen die geen eten hadden. Er zaten helemaal geen voedingsstoffen in, je had meteen weer honger, maar het was het enige eten dat we kregen. Mijn tweelingzussen Immie en Marie waren 17 jaar en werkten in een bejaardentehuis op de Amstel, de Hervormde Diaconesseinrichting. Ze woonden er ook en kregen er wat te eten. Dat scheelde weer bij ons thuis. Ze moesten daar bejaarden afleggen, zo heet het als je dode mensen moet aankleden en in een kist moet leggen. Dat deden ze alleen omdat ze dan een heel klein beetje eten kregen.”

Erfgoeddrager: Esma

‘Ook thuis bleek een bom te zijn gevallen’

Piet Rebel zat met al zijn broertjes en zusjes in de Ritakerk toen die in 1943 gebombardeerd werd. Hij kroop met zijn broer Gerard uit het puin en ging naar huis, maar ook daar was alles gebombardeerd. Één voor één werden de gezinsleden met elkaar herenigd. We kunnen ons wel voorstellen hoe blij ze waren toen bleek dat iedereen de bombardementen van die dag had overleefd!

 

Wat deed u na het bombardement?
“Mijn broer Gerard en ik gingen direct naar huis om te vertellen wat er gebeurd was, maar toen we in de Van der Pekbuurt kwamen bleek dat ook daar de boel platgebombardeerd was. Overal lagen kraters van wel acht meter in doorsnee, en ook thuis bleek een bom te zijn gevallen. De planten en bloempotten waren door de druk in de dakgoot beland! 

Mijn moeder had gedacht dat wij veilig in de kerk hadden gezeten, dus die schrok heel erg. Mijn andere broer kwam na een tijdje thuis, die was helemaal door de kerk geslingerd door de druk, en mijn zus was al naar een gasthuis gebracht. Toen we naar de kerk gingen vonden we ook mijn broer Bennie, die als misdienaar werkte. Zijn ene been was gebroken en zijn andere been zat vol met scherven, maar hij leefde gelukkig nog. Veel andere misdienaren hebben het niet overleefd.”

Heeft u ooit ondergedoken?
“Net als Gerard werd ik na die gebeurtenis naar Nieuw-Vennep gebracht. Mensen waren bang voor nog meer bombardementen. Ik kwam terecht bij een gezin met vijf kinderen en had daar meteen een nieuwe beste vriend: het hondje Tommy.     

Maar Tommy bracht ons wel een paar keer bijna in de problemen, hoor. In huis zaten namelijk ook jongens ondergedoken die niet naar Duitsland wilden om te werken. Als er tijdens een razzia gecontroleerd werd, ging het hondje altijd blaffen bij het luik waar de mensen verstopt zaten! Toen hebben we daar heel slim vers geslacht vlees van het eigen vee neergelegd, want dan dachten de soldaten dat Tommy daarom blafte.”

Kon u nog altijd naar school tijdens de oorlog?
“Ik zat aan het begin van de oorlog op de Sint Nicolaasschool in Amsterdam-Noord, maar op een gegeven moment werd die school ingepikt door Duitse soldaten om te gebruiken als barakken. Dat was op zich niet heel erg, want zij kregen rantsoen en dan zagen ze wel eens wat eten over het hoofd. Als de vrachtwagen met eten kwam vormden de Duitsers een lange menselijke ketting om alles in hoog tempo door te geven naar hun verblijf. Wij stonden dan met alle kinderen te kijken, en als ze bijvoorbeeld een brood lieten vallen renden we ernaartoe om het te pakken en ermee naar huis te sprinten. Ik heb het idee dat ze vaak expres iets lieten vallen, want ze deden nooit moeite om het op te rapen.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892