Erfgoeddrager: Errol

‘‘Een snee witbrood was het mooiste gebakje van de wereld’’

“Mogen we klappen?”, vraagt Dina. Even later geeft ze in de bibliotheek van OBS De Klimop met Errol en Dennis een applaus voor Lien de Ruijter. Ze hebben er bewondering voor dat ze nog zoveel weet van vroeger. Mevrouw De Ruijter vindt het jammer dat ze hen niet kan zien, omdat ze blind is. En ze vraagt ze even dichtbij te komen. Dan kan ze de kinderen even ‘zien’ met haar vingertoppen.

 

Hoe vond u het toen de oorlog begon?
“De eerste tijd had ik er niet zoveel erg in. Ik kwam niet uit een heel arm gezin; als kind had ik goed te eten, we hadden mooie kleren. Je vond het enkel naar als je een Duits uniform zag. Maar ze deden ons verder niks. We speelden altijd op straat: boksprong, tollen, knikkeren – ik was goed met grote stuiters. Pas later werd het erger. Mijn oudste broer moest werken in een klein plaatsje in Duitsland, Geesthacht. Hij sliep in een ‘lager’, met bedden naast en boven elkaar, en moest oorlogsmateriaal maken in een fabriek. Mijn jongste broer, die op een rijnaak voer – een platte boot die goederen vervoert over de Rijn – kreeg ontslag en ging naar huis. Hij wilde niet voor de Duitsers werken. Hij is toen opgepakt en naar een concentratiekamp gestuurd. Ondertussen werden de tijden steeds slechter. Alles ging op de bon, brood, koffie, thee, groente, melk. Maar je kreeg steeds minder op de bonnen.”

Zat uw vader in het verzet?
“Mijn vader is overleden toen ik 11 jaar was, dus nog voor de oorlog begon. Maar mijn oudste broer heeft wel in de illegaliteit gewerkt. Hij had in Duitsland fosforbombardementen meegemaakt en werd afgekeurd omdat hij daarvan helemaal van de kaart was. Hij kwam weer naar huis en ging in het verzet – bracht blaadjes rond voor de ondergrondse, hielp met bonkaarten, maar dat mochten wij eigenlijk nooit weten. Ik moest een keer mee, maar mijn moeder had dat in de gaten. Toen we terugkwamen, zei ze tegen mijn broer: ‘Wat jij doet, daar heb ik niet veel over te zeggen, maar zij is veel te jong. Ik wil niet dat je haar meeneemt.”

Wat voelde u toen de oorlog voorbij was?
“Oh, toen was ik zo blij. Kwamen al die Canadezen en Amerikanen in hun uniform – dat vonden we wel mooi – en stonden we rijen dik te klappen. ‘Bedankt jullie!’ Ik word er nou nog ontroerd van als ik denk aan die tijd. Er werden crackers uitgedeeld. Ik was zo mager als een lat. Het brood dat we hadden gehad, was grauw. Toen kreeg ik een snee echt witbrood. Het was het mooiste gebakje van de wereld.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892