Erfgoeddrager: Els

‘Zijn revolver lag op tafel’

Wij zijn Els, Youssef en Arwen. Wij hebben mevrouw Fieke Eisses geïnterviewd in haar huis in Osdorp. Mevrouw Eisses woonde in de oorlog met haar ouders en broertje boven hun café op de hoek van de Ceintuurbaan en de Dusartstraat. Ze ging naar de middelbare school vlakbij het Museumplein.

Had uw familie genoeg te eten tijdens de oorlog?
“In het begin wel maar later werd het voedsel schaarser en had je bonnen nodig om iets te kunnen kopen. Dat was mijn taak. Ik stond dan uren in de rij, bijvoorbeeld voor brood. Als het lukte hadden we een half brood per persoon per week. Soms gaf ik stiekem wat aan onze kat – ik hield zoveel van hem. Hij had ook altijd honger en was heel mager. We hadden een ingebouwde kast met een stang waar kleding aan hing. Mijn moeder had daar een worstje aan een touwtje tussen gehangen, voor een speciale gelegenheid. Toen die gelegenheid eindelijk kwam, waren er allemaal hapjes uit. We wisten meteen wie de schuldige was!”

Was u bang tijdens de oorlog?
“Soms was ik bang dat mijn vader of broer opgepakt zouden worden, alle mannen boven de 16 liepen gevaar tewerkgesteld te worden. Veel mannen gingen daarom onderduiken. Een jongen uit een parallelklas zat ook ondergedoken ergens op de Parnassusweg. Ik schreef met hem. Mijn brieven bezorgde ik via het bovenlicht, het kleine raampje boven de deur. Uit voorzorg hadden mijn ouders voor mijn broer die nog 15 was, alvast een schuilplek laten maken. Het was een kleine ruimte onder de vloer, je kon erin door bij de kattenbak een paar planken uit de vloer te halen. Gelukkig hoefde mijn broer er nooit gebruik van te maken want mijn ouders hadden er geen rekening mee gehouden dat hij in de groei was. Na de oorlog bleek dat hij er helemaal niet ingepast had.”

Kwamen er ook Duitsers in het café?
“Er kwamen weleens Duitse soldaten, maar zij waren de ergsten niet, dat waren de mannen van de Gestapo. Toen mijn vader weigerde een bordje op te hangen met: “Voor Joden Verboden”, werd hij door ze op het matje geroepen. Voor straf moest hij een tijdje werken op Texel. Ik weet ook nog dat we op een dag bezoek kregen van een Duitse deserteur. Hij kon niet meer in de kazerne slapen en had niets meer te eten. Hij belde bij mensen aan en dwong hen met zijn revolver hem te geven wat hij wilde. Op een dag kwam hij ook bij ons langs. Ik zie hem nog zitten in een kamer boven. Ik zag hem op zijn rug, hij had zijn revolver op tafel gelegd. Mijn vader moest hem een kruik jenever geven, die kon hij dan ruilen voor eten. Dat heeft mijn vader toen gedaan. De deserteur is een paar dagen later verraden toen hij bij de kapper op de Ruysdaelkade zat. Ik heb heel hard gehuild, want ik wist dat ze hem dood zouden schieten. Ik heb nog aan mijn vader gevraagd of hij naar het politiebureau wilde gaan om hem vrij te krijgen. Maar dat was niet gelukt. Ik vind dat niemand de doodstraf verdient, ook niet die man die met een revolver bij ons kwam.”

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892