Erfgoeddrager: Elisabeth

‘Ik snap wat mensen in Oekraïne nu meemaken’

Mevrouw Holla (1929) heet eigenlijk Adeleida Gerarda Maria, maar ze wordt al sinds dat ze 22 maanden is Moppie genoemd. Davide, Elisabeth, Jennifer, Manuel en Ruben van basisschool Veerkracht in Slotermeer waarschuwen Moppie van tevoren dat sommige vragen misschien wat emotioneel of persoonlijk zijn, maar Moppie heeft daar totaal geen moeite mee.

Hoe was het om in de oorlog te leven?
‘Ik heb het niet beseft, we werden ook niet bang gemaakt. Toen de oorlog begon, lag ik in bed. We sliepen in een bedstee in de keuken, mijn zusje Annie en ik in de andere. We hoorden gerommel. We werden niet bang van. Op het eind van de oorlog wel, maar toen was ik inmiddels al vijftien. Mijn vader drukte Het Parool, dat toen illegaal was. Ik ging soms naar de drukkerij. Ze deden daar alsof het gewoon werk was. Dus wij kinderen beseften niet dat het eigenlijk echt gevaarlijk was wat wij deden, namelijk de krantjes rondbrengen. Dat deden we gewoon. We werden niet bang gemaakt.’

Wat deden jullie dan precies voor het verzet?
‘Mijn zusje moest die krantjes, stencils waren dat, met het bootje naar mijn vader brengen. Wij kinderen deden heel veel zonder dat we het eigenlijk doorhadden. Het scheelt ook als ouders niet bang zijn. Gelukkig is er ook nooit wat gebeurd. Je kan ook verraden worden. Mijn vader is drie keer opgepakt. Dat is natuurlijk heel erg. Maar ook dat besefte ik niet goed. Hij zat eerst in een soort gevangenis in de stad. Daarna ging hij naar de gevangenis in Scheveningen. Mijn moeder was heel bijdehand en die ging elke keer naar die gevangenis toe, want hij kon niet gemist worden op die tuinderij. Mijn moeder heeft het tot drie keer toe voor elkaar gekregen om hem vrij te krijgen. Ze was zo’n doorzetter.’

Hadden jullie altijd genoeg eten?
‘We hebben geen honger gehad, ook niet tijdens de Hongerwinter. Wij woonden op een tuinderij in de polder. Mijn vader had overal netten hangen, dus we hadden ook vis, zoals paling. En hij deed aan jagen, dus we aten ook eenden en hazen. Mijn oma bakte brood. Wat betreft de oorlog heb ik geluk gehad. Er kwamen veel mensen uit de stad om eten te halen. Onze boerderij lag het verst van de stad, dus het duurde lang voordat er ook mensen bij ons kwamen. Er kwamen ook elke dag vijf kinderen bij ons warm eten tussen de middag. Op een dag kwam er een moeder uit de buurt of haar kind ook kon komen eten. Maar we hadden er al vijf; er kon niet nog een kind bij. Dat vond die moeder maar kinderachtig en ze begon te roddelen over ons.’

Hoe was de Bevrijding?
‘Het eerste dat we deden toen de oorlog voorbij was, was met vlaggen de straat op gaan. We waren heel erg blij. Het was geweldig om die Canadezen te zien. Nu konden we weer doen wat we wilden. En die Amsterdammers kwamen gelukkig niet meer naar onze tuinen. Die waren ook lastig hoor. Er werd eten uit vliegtuigen gedropt. Wij gingen met het bootje op weg. De Amerikaanse soldaten hadden daar voedselpakketten gegooid. Mijn zus had er één gevonden. Dat was natuurlijk heel lekker wat daar allemaal inzat, want je was niks meer gewend. Er waren ook overal bevrijdingsfeesten. Wij hadden op school linten gemaakt, waar we een lintenspel mee deden. Daarmee gingen we met de klas naar alle bevrijdingsfeesten.’

Wat vindt u van de oorlog in Oekraïne?
‘Vreselijk. Ik leef heel erg met ze mee. Ik vind het vreselijk om te zien, al die mensen die nu hierheen komen. Ik heb mijn fiets aan Oekraïne gegeven. Ik gebruik hem toch niet meer. Ik snap wat zij nu meemaken. Daar heb ik echt mee te doen.’

Erfgoeddrager: Elisabeth

‘Je hoorde dat er geschoten werd’

Nico Lopez Cardozo was pas twee jaar toen de oorlog begon. Toch heeft hij nog best veel herinneringen aan de oorlog. Meneer Lopez Cardozo woonde destijds nabij de Burcht in Zaandam, boven de winkels. Hij kan zo goed vertellen dat het voor Elisabeth, Linc, Indy en Tej van basisschool De Kweekvijver voelt alsof ze er zelf bij waren.

Had u onderduikers in uw huis?
‘Die hebben wij niet gehad, maar mijn vader is wel even ondergedoken geweest. Op een dag was er bij ons in de buurt een razzia. Dit betekende dat alle mensen uit hun huis werden gehaald. Ook op onze deur ramden de Duitsers terwijl ze riepen: ‘Daraus!’. Mijn moeder schrok vreselijk en sloot zich op de wc op. Maar dat werkte niet want het slot was kapot. Een Duitser pakte mij bij de armen en nam me, hup, de trap af, met mijn moeder er achteraan. Mijn vader, die van Joodse komaf was, had ze zien aankomen. Hij is gevlucht door over het balkon te klimmen en weg te rennen, en heeft daarna in Amsterdam ondergedoken gezeten. Wij waren intussen het huis uitgegooid. Terwijl we op de Burcht stonden, werden er een heleboel mensen neergeschoten. Dat was heel eng… je hoorde dat er geschoten werd. Veel mensen moesten huilen. Nu hangt op deze plek een plaquette. Mijn vader is gelukkig weer heelhuids terug gekomen. Voordat hij vluchtte, had hij ons een gouden ring gegeven. ‘Als ik niet meer terugkom’, had hij gezegd, ‘hebben jullie nog iets om van te kopen.’

Heeft u bommen gezien?
‘Ja, in Zaandam is ook een bom gevallen, die kwam heel onverwacht. Je hoorde ineens een gierend geluid en een dreun… dat was echt verschrikkelijk! Ik weet niet of de bom door de Duitsers of de Amerikanen is gegooid. Hij kwam terecht op een school. Naast de school was een slagerij, en de dochter van de slager is toen overleden. Gelukkig gebeurde het op een zaterdag, anders waren er veel meer mensen omgekomen.’

Ging u vaak naar buiten?
‘Ja hoor, lekker overdag buiten spelen. Alleen als er luchtalarm was, moest je zorgen dat je thuis was, of desnoods in een winkel. Buiten blijven was gevaarlijk. Maar goed, daar wende je aan. Toch blijft het een rot gehoor. Als tegenwoordig het alarm op maandag begint te janken, komt heel vaag die herinnering aan het luchtalarm terug.’

Wat deed u bij de bevrijding?
‘De meeste mensen hingen de vlag uit want dat was in de oorlog verboden. Ik kan me ook herinneren dat er opeens iemand in de buurt een oliebollenkraam had. Hoe ze eraan kwam, weet ik niet. En je kon ineens ook palingen kopen, zulke palingen… Mensen stonden er voor in de rij in de Savornin Lohmanstraat. Nog geen tien minuten later gingen ze over hun nek want dat vette spul waren ze niet meer gewend. Ik kan me ook herinneren dat er feesten waren, beetje carnavalachtig met optochten, hossen en dan trokken de feestgangers bij de Burcht de brug over, in de buurt van de Gedempte Gracht. Maar plotseling was er paniek en stoof iedereen alle kanten op. Bleek dat er nog Duitsers waren, fanatiekelingen die op de menigte schoten.’

    

Erfgoeddrager: Elisabeth

‘Veel van onze Joodse vrienden zijn niet meer teruggekomen’

Fette de Jong ontvangt bij haar thuis Elisabeth, Wytske en Jillis van basisschool PWS in Lekkum. Aan de kinderen vertelt ze over haar jeugd in Leeuwarden, tijdens de oorlog. Ze vindt het belangrijk om haar verhaal te vertellen, vooral nu er weer zoveel nieuws is rond oorlogsvluchtelingen. ‘Niemand verlaat zijn huis en familie voor niks’, zegt ze. ‘Mensen, denk toch na voor je commentaar levert op de vluchtelingen. Je zou het zelf eens moeten beleven.’

Hoe begon voor u de oorlog?
‘Ik was 10 jaar toen de oorlog begon en ik woonde aan de Spanjaardslaan in Leeuwarden. We hadden vijf zusjes thuis. Ik had veel vriendinnetjes met wie ik vaak in de Joodse buurt speelden. Onze Joodse vriendjes mochten niet bij ons binnen spelen en dus gingen we stiekem bij hen spelen. Na 8 uur ‘s avonds mocht je eigenlijk niet meer op straat, maar wij kwamen dan vaak net terug van onze vriendjes. Als je Duitsers tegenkwam, schoten ze zo de straat in, dat was heel eng. Veel van onze Joodse vrienden zijn niet meer teruggekomen.’

Hoe kwamen jullie aan eten?
‘We kregen voedselbonnen, maar dat was niet veel. Mijn moeder kwam uit een schippersgezin. Zij moesten voedsel vervoeren voor de Duitsers en als ze daar wat van konden stelen, aten wij het op. Mijn vader werkte bij de CAF, die nam tarwe en graan mee. Hij had een plat, metalen bakje gemaakt dat paste onder zijn kleren en daar verstopte hij graan in. Thuis maalden wij het in de koffiemolen en zo konden we dan een brood bakken. Soms had mijn moeder aardappels. De pan met aardappels mochten we naar de bakker in de straat brengen, die de pan in de broodoven stopte…Dat ging snel. Met de slee brachten we hem weer naar huis. Heerlijke knapperige aardappels had je dan. Mijn moeder ging ook melk halen bij de boeren buiten de stad. De Duitsers pikten de helft weer af als de moeders de poort bij Boksum en Deinum moesten passeren.’

Hadden jullie ook onderduikers in huis?
‘Wij hadden een neef uit Amsterdam die bij ons was ondergedoken. Als er dan controle kwam, stonden de Duitsers voor de deur te roppen en razen: ‘Opendoen!’ Mijn neef kroop dan snel uit het raam en vluchtte de tuin in. Mijn zusje ging vervolgens in zijn bed liggen, want anders voelden de Duitsers een warm bed en wisten ze dat er iemand weg was. Het was erg spannend dat ze gewoon je huis binnen kwamen. De Joodse familie die tegenover mij woonde, is opgepakt. Een oom van de familie was heel erg doof, dus die kon niet onderduiken omdat hij het gevaar niet kon horen. Wij hebben toen hun waardevolle spullen in huis verstopt in het alkoof en na de oorlog kwam een zoon het bij ons ophalen.’

Hoe was de bevrijding?
‘De Duitsers kwamen met een schitterend leger binnen, maar gingen met paard en wagens weg. De bevrijding vergeet ik nooit weer! Daar kwam een buurman op de fiets aanrijden die riep: ‘Ze komen er aan, ze komen eraan… Ga maar naar de weg want ze komen er aan!’ Feest was het. Daar kwamen de Canadezen! Bij mijn Beppe belden zelfs drie achterneven van mij aan. Zij waren kinderen van geëmigreerde Friezen. We kregen een stukje chocola, tjongejonge dat was heerlijk!’

 

Erfgoeddrager: Elisabeth

‘Schoten in de Marnixstraat’

Wij zijn Finn, Silver, Reva en Elisabeth en wij interviewden Frits Blom, die nog een baby was toen de oorlog begon. Mijnheer Blom woonde toen samen met zijn moeder in de Johan van Oldenbarneveltstraat. Zijn vader, herenkapper van beroep, moest verplicht in Berlijn voor de Duitsers werken. Mijnheer Blom dacht dat hij niet veel over de oorlog kon vertellen, maar hij wist nog best veel. 

Wat herinnert u zich nog van de oorlog in Amsterdam?
“Ik herinner me een overval van het verzet op een kantoorgebouw van de Duitsers, in de voormalige Spiegelschool in de Marnixstraat (op de plek waar nu het DeLaMar Theater zit). Mijn moeder moest daar regelmatig zijn om geld op te halen, dat ze kreeg via mijn vaders werk in Duitsland. Op die bewuste dag liepen mijn moeder en ik over de brug van de Leidsekade toen er een agent op ons afkwam: ‘stop, stop, stop!’ riep hij. We hoorden harde knallen: ‘boem, boem, boem!’ We zijn toen meteen weggelopen. Ik liep aan de hand van moeder en begreep niet helemaal wat er aan de hand was. Maar later was ik er alsnog erg van onder de indruk, toen ik de kogelgaten zag in het gebouw en hoorde dat verzetsleden waren doodgeschoten bij die overval. De kogelgaten bleven nog jarenlang zichtbaar in de muur. Na de oorlog is op die plek een beeld geplaatst ter nagedachtenis aan de gevallen verzetsstrijders.”

Hoe was de Hongerwinter voor u?
“Ik heb nooit honger gehad, mijn moeder zorgde ervoor dat ik altijd genoeg te eten had. Maar ik heb de honger wel gezien. Ik herinner me een man die op de grond lag, flauwgevallen van de honger. Voor zo’n grote reclamezuil lag hij, op de hoek van de De Clercqstraat en de Bilderdijkstraat. En ik heb kinderen gezien die op straat de ketels van de gaarkeuken uitlepelden. Wij gingen soms ook naar de gaarkeuken, maar dat eten was heel vies. Dan kreeg ik een bord soep: grijs, met van die hele kleine stukjes oranje erin..”

Heeft u uw vader teruggezien na de oorlogsjaren?
“In 1946 kwam hij weer thuis. Toen ik hem voor het eerst weer zag, zei ik dat die man mijn vader niet kon zijn, want die zat in Duitsland. Mijn ouders hadden al die jaren wel brieven naar elkaar geschreven. Eén keer mocht hij tijdens de oorlogsjaren naar huis komen, toen nam hij een houten paardje voor mij mee. Maar daarna zag ik hem niet meer. Maar voor mij was hij een onbekende man. Hij nam een radiootje mee uit Duitsland. Met z’n drieën luisterden we naar pianoconcerten. Nooit vertelde mijn vader iets over wat hij in zijn Berlijnse jaren had meegemaakt.”

Frits Blom
Tijdens het interview
Tijdens het interview

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892