Erfgoeddrager: Elham

‘Jullie kinderen zijn strijders van de vrede’

De 89-jarige Frits Neijts woonde tijdens de oorlog in Amsterdam Noord tegenover de Fokkerfabriek. De eerste tijd woonde hij in de Bestevaerstraat. Hij staat Elham en Imran van de Meidoorn al op te wachten in de hal van de Klinker, waar hij samen met zijn vrouw Ans woont. Elham en Imran zullen tijd te kort hebben voor al hun vragen. Gelukkig zijn we volgend jaar weer welkom, want zegt Frits Neijts na afloop: “Ik ben van plan 100 jaar te worden”.

Is er iemand uit uw familie ondergedoken?
Ik niet, maar mijn vader wel. Mijn moeder zat in de politiek voor de oorlog en zij hoorde van de Kristalnacht in Berlijn. Dat er joodse winkels werden vernield en dat Joden werden gearresteerd. Daar begon het mee en daarom zei ze tegen mijn vader dat hij moest onderduiken. Hij heeft de hele oorlog boven een drogisterij ondergedoken gezeten. Hij was mede directeur van bioscoop Tuschinski. Hij heeft de oorlog overleeft, zijn zussen niet want zij wilden niet onderduiken. Zij dachten dat ze gewoon moesten werken in Duitsland.

Wat is het engste dat u heeft meegemaakt in de oorlog?
Ik werkte in een medicijnenfabriek in de Jordaan in 1944,  ik was leerling, ik werkte in het magazijn. Twee huizen verder van ons woonden een familie en die hadden een zoon van mijn leeftijd, dat was mijn vriend; Pietje. Dat was een verzetsfamilie en zij vroegen toen aan mij om vitamine te smokkelen uit de fabriek. Ik had sportkousen met een elastiek eromheen aan en daar deed ik die kokers vitamine in. Maar als het personeel de fabriek verliet, moesten ze een stuiter trekken die in een kauwgomballenautomaat zaten. Trok je een rode dan werd je gefouilleerd, trok je een groene dan mocht je door. Op een keer moest ik mee naar het kantoor. Daar zat een oude Duitse soldaat. Ik begon te huilen en die man vroeg: “Waarom heb je gestolen?” Ik zei: “Wij hebben honger thuis.” Toen keek hij me aan en zei: “Ach, du bist noch ein kind”. En toen mocht ik naar huis.

Wat gebeurde er daarna?
Ongeveer een half jaar later werd onze wijk omsingeld door Duitse soldaten. Die verzetsfamilie was verraden en zij werden gearresteerd en afgevoerd. Toen werd mijn moeder bang en gingen wij verhuizen. Een week erna kwamen Engelse vliegtuigen die de Fokkerfabriek wilden bombarderen en toen viel er een bom op het huis waar wij hadden gewoond. Als we niet verhuisd waren had ik hier nu niet gezeten. Ik heb in die tijd ook nog met mijn vriendje enveloppen naar adressen gebracht en daar zat een krant in; de illegale Waarheid. Via de radio hoorden ze berichten die ze vervolgens in die krant schreven. Na de oorlog was het feest. We kregen kauwgom, sigaretten en chocola. Dat was fantastisch, we rookten niet dus de sigaretten gaven we weg.

Fotografie: Saskia Gubbels

Frits Neijts geeft de jongens een mooie boodschap mee: “Voor jullie is het heel belangrijk dat het niet weer gaat gebeuren. Als je het niet eens bent, moet je het oplossen met praten. Geen geweld gebruiken. Er gebeurt heel veel narigheid in de wereld en je moet goed met elkaar samenleven waar je ook vandaan komt. Jullie zijn strijders van de vrede!”

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892