Erfgoeddrager: Elene

‘Het vreselijke aan een oorlog is dat je niet weet wie je vrienden zijn en wie je vijanden’

Ella, Emeraude en Elene van de Bosschool spraken via Facetime met de 86-jarige Lies Blokker. Ondanks de afstand – Lies woont sinds de jaren vijftig in Canada – ging dat bijzonder goed. Duidelijk waren de vragen, duidelijk ook de antwoorden van Lies, die tijdens de oorlog Liesbeth Leijen heette. Zo hoorden de kinderen over de kelder als slaapplaats, het eten dat zij als meisje aan onderduikers moest brengen en wat de Duitse officier met het briefje van haar moeder deed.

Waar woonde u tijdens de oorlog?
‘Ik woonde met mijn vijf broers en zussen op een boerderij aan de Kerkedijk 39 tegenover het Noordhollandsch Kanaal. Door het water voeren de oorlogsschepen naar Den Helder. Deze schepen werden beschoten door de Engelsen. Wij konden dat door het keukenraam zien en dat was heel angstig. Vanwege de bombardementen sliepen we in de kelder. Vanuit de vliegtuigen konden ze namelijk niet zo goed richten. Soms viel er dan een bom op een boerderij, of op de koeien in het weiland, en een keer ook op het brugwachtershuisje waarbij de vrouw van de brugwachter om het leven kwam. In onze kapwagens, rijtuigen met een kap erover, zaten onderduikers verscholen. Elke avond bracht ik hen te eten, ondertussen hopend dat ik niet gezien zou worden. Ik verbaas me er nu nog steeds over dat mijn ouders met zes kinderen zulke gevaarlijke dingen deden in de oorlog!’

Had u last van de Duitsers?
‘Half mei 1940 werden er ineens betonblokken rondom onze boerderij gezet en vorderden de Duitsers de plek. Mijn moeder schreef toen een briefje in het Duits en stuurde mij naar het hoofdkantoor in het dorp. De man bij de wachtpost las het en riep: ‘Ga weg!’ Ik legde uit dat ik van mijn moeder opdracht had gekregen te wachten op een antwoord. Toen zei een andere officier dat ik mocht blijven. Hij las het briefje en dezelfde dag nog heeft hij het bevel gegeven dat de Duitsers weer van ons erf af moesten. Toen werden de betonblokken weer opgehaald.’

Wat was het meest vreselijke in de oorlog?
‘Dat mijn moeder overleed. Dat was in 1943. We moesten allemaal heel hard werken op de boerderij toen mijn moeder er niet meer was. M’n oudere zus nam het huishouden over. Mijn vader deed het allemaal heel goed, hoor. Het vreselijke in een oorlog is ook dat je niet meer weet wie je vrienden zijn en wie je vijanden. Dat je niet weet wie zich hebben aangesloten bij de NSB en wie niet. Je gevoel van zekerheid verdwijnt en je voelt je constant onveilig. Ook voel je de onrust en angst van je ouders. We werden altijd tot stilte gemaand en mochten niets vertellen over wat er gebeurde, wat we zagen. Ook nu nog zijn op veel plekken in de wereld oorlogen, zoals in Syrië. Dat is vooral vreselijk voor de kinderen. Zij hebben vaak geen huis meer en moeten vluchten. Het is heel naar als je als kind altijd angst en onveiligheid voelt.’

             

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892