Erfgoeddrager: Edith

‘Jochie, breng jij deze brief even weg?’

Als Gert Jansen het lokaal op de H.J.Piekschool binnenloopt, blijft het even onwennig stil. Maar leerlingen Edith, Mira, Simon en Maxim hebben zich goed voorbereid en kunnen al snel van start. Gert Jansen is geboren in 1930 en woonde toen aan de Van Uvenweg. Hij was dus maar net ietsje jonger dan de leerlingen nu toen de oorlog begon.

Hoe was het om te evacueren aan het eind van de oorlog?
‘Dat was een hele reis. Op zondag 17 september was de luchtlanding op de Ginkelse Hei. Weer moesten we evacueren, maar het was niet zo georganiseerd zoals tijdens de evacuatie aan het begin van de oorlog. We hadden gelukkig een kruiwagen. Daar hebben we wat spullen opgeladen en zijn we mee richting Veenendaal gaan lopen, waar we gehuisvest werden in een groot lokaal van de Klompse School. Eten kregen we via de gaarkeuken; suikerbieten, gestampt met rode bieten. Ik at het op omdat ik honger had, maar lekker was het niet. Na een tijd gingen we op een platte boerenwagen richting Leersum en kregen we onderdak in de stal van een boerderij. Aan de ene kant stonden de koeien, aan de andere kant sliepen wij. Vanaf daar gingen we naar Zeist en daarna naar Maarssen. Mijn oudste broer en ik kwamen daar bij een directeur van een schoenfabriek terecht. Mijn ouders en de jongsten kregen elders onderdak.’

Waar haalden jullie eten vandaan tijdens de Hongerwinter?
‘Om te eten moesten we naar het tijdelijke adres van mijn ouders. Ik ging dan in de buurt op zoek naar groente en bracht dat naar mijn moeder die het in een pan met een stukje liksteen – een brok zout waar koeien aan likken – kookte. Het was hele lichte soep. Na vijf borden had je nog honger.
Uit Wageningen hadden we een fiets meegenomen en daar zaten massieve banden op; oude versneden autobanden waren dat. Het hobbelde enorm. Met mijn vader ging ik zo naar Staphorst, op zoek naar eten. Hij ruilde zijn kaplaarzen voor een zak rogge. Onze tweede tocht was naar familie in Raalte. Daar kregen we een wagentje met eten mee. Onderweg brak er een wiel, maar gelukkig konden we toen een melkkarretje lenen van een neef. Daar konden we niet mee fietsen, dus we moesten teruglopen naar Maarssen. Dat duurde twee dagen en bij aankomst was mijn moeder met de drie jongsten verdwenen. De oude tuinman vertelde dat ze naar Friesland waren gegaan, met een eenmalig geregeld transport voor evacués. Mijn vader is toen naar Leeuwarden gefietst en na vijf dagen vond hij mijn moeder in Drachten. Ik ben weer naar mijn oom en tante in Raalte gegaan en heb daar tot aan de Bevrijding gezeten.’

Heeft u ooit iets gedaan wat niet mocht van de Duitsers?
‘Niet dat ik me er bewust van was. Maar één van de verzetshelden van Wageningen woonde in de Asterstraat bij ons in de buurt. Kees Mulder heette hij. Hij kwam wel eens langs en dan zei hij: “Jochie, wil je wat voor me doen? Wil je deze brief even wegbrengen?” Ik werd eropuit gestuurd om berichtjes weg te brengen, maar ik had geen idee waarvoor. Later bleek dus dat dat berichten van het verzet waren. Of ik bang was? Toen niet. Maar wel op andere momenten. Zoals die keer van de enorme explosie in de Beekstraat in het Rode Dorp, dat ik vanuit mijn raam kon zien. En die keer toen ik met mijn vader op de fiets naar Staphorst ging en er net met geschut langs de weg werd geschoten. “Eraf!” riep mijn vader. Er stak een granaatscherf in de band. We konden het er gewoon uittrekken, maar stel dat die scherf ons had geraakt en niet de band?’

Ging u gewoon naar school tijdens de bezetting?
‘Ja, maar in de hoogste klas ben ik van school afgestuurd. Ik had wat uitgehaald en moest nablijven. Terwijl ik na school wilde voetballen. De Buurtseschool grensde aan de achterkant aan de Gravinnenstraat. Vanuit het raam kon je ontsnappen, zo door een heg heen. Toen de meester de klas naar buiten bracht, klom ik door het raam. De volgende dag op school werd ik meteen naar huis gestuurd. De leraar had gezegd dat ik niet meer terug hoefde te komen als ik geen excuses aanbood. Toen zei ik: “Nou dan kom ik niet meer”. Ik ben gaan werken, bij mijn vader in de bouw. Er waren een hoop daken waar nieuwe pannen op moesten.’

Erfgoeddrager: Edith

‘Ineens leek het of we het Wilhelmus hoorden’

Het is een spannende ochtend voor Edith, Silke en Elise. Op de fiets naar Leeuwarden, onderweg naar mevrouw Van Dijk, de oma van juf Amber. ‘Dag dames, leuk dat jullie er zijn’, zegt mevrouw Van Dijk bij binnenkomst. Eerst een glas limonade en iets lekkers voordat het interview kan beginnen.

Vindt u het moeilijk om over de oorlog te praten?
‘Ik vind het niet moeilijk om erover te praten. Er was wel veel spanning, maar wij hadden het nog best goed. We sliepen in de bedstee. Op een dag kwam mijn vader om te vertellen dat er een meisje bleef slapen. Dat meisje zou wel geheime stukken hebben rondgebracht. Ik kende haar niet en toch kwam ze gewoon bij mij slapen. We hadden geen logeerbed ofzo. Ze zou wel in het verzet gezeten hebben. Ik was 14 in de oorlog en moest eigenlijk naar een andere school, maar dat wilde ik niet. ‘Al gooien ze bommen op mij, dat wil ik niet’, zei ik tegen mijn moeder. Dus toen ben ik kindermeisje geworden. Het jongetje waar ik op paste was Joods. Hij was 3 jaar. Eerst ging ik wel met hem wandelen. Maar in de winter kon hij niet meer in de kinderwagen. Later kon ik niet meer met hem wandelen.’

Had u ook onderduikers in huis?
‘Mijn broer moest werken in Duitsland, als kapper, want dat was zijn vak. Hij is naar Duisburg gestuurd, dat is vlak over de grens in het Rührgebied. In fabrieken werden veel bommen gemaakt. Die fabrieken werden vaak ‘s nachts door de Engelsen gebombardeerd. Hij vond het daar zo naar dat hij tijdens een verlofperiode niet meer terug wilde. ‘Ik ga onderduiken’, zei hij. Mijn broer heeft eerst bij een boer gezeten, maar toen dat niet meer kon kwam hij thuis. Hij mocht nooit naar buiten. Alleen als het donker was ging hij wel eens naar de overkant. We hadden geen licht of elektriciteit, alleen wat kaarslicht, heel sober. Op een avond werd er aangebeld. Niemand wist wie dat kon zijn. Het waren ‘foute’ mensen, op zoek naar onderduikers. Mijn broer was toen net niet thuis, hij was even naar de overkant. Gelukkig precies op het goede moment. Anders was hij meegenomen.’


Ziet u nog beelden voor u van de oorlog?

‘Ik weet nog dat er een dode soldaat op de hoek van de straat lag. Ik ben zo over hem heen gestapt. Verder heb ik van de oorlog zelf weinig beelden, maar wel van toen we net bevrijd waren. We woonden in Groningen en zijn op zondag bevrijd. Er was veel gevochten en veel lag plat door bombardementen. Dat weet ik nog wel. We zaten aardappelen met boontjes te eten, met een stukje vlees van de geit. Ineens leek het of we het Wilhelmus hoorden. We zijn toen op het geluid af gegaan. Ik weet nog goed dat we onderweg een foto van Hitler tegen kwamen, die heb ik toen kapot getrapt. Ik haat Hitler.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892