Erfgoeddrager: Edanur

‘Ik duik nog steeds weg als ik een vliegtuig hoor’

Simon, Azzuro, Edanur en Jayda van de Rosa Boekdrukkerschool worden het lokaal binnengebracht door de juf, die vertelt dat de leerlingen stiekem best zenuwachtig zijn. Ze zullen zo Jopie van Hofwegen (1939) interviewen over de oorlogstijd. Jopie is ontspannen en laat het op zich afkomen. Binnen de eerste vijf minuten zijn alle van tevoren bedachte vragen al beantwoord. Gelukkig komt daarna het gesprek spontaan op gang.

Had u broers en/of zussen?
‘Ik had twee zussen. Mijn ene zus en ik keken een keer stiekem op straat. We deden het gordijn een klein stukje open en toen stonden daar twee Duitsers met hun geweren. Mijn moeder en vader trokken ons gelijk weg bij het raam, dus het is gelukkig goed afgelopen. Mijn ouders trokken ons door de hele slaapkamer heen. Ik was een jaar of vier. Dat vergeet je niet meer. Mijn zussen werden geregeld op andere plekken ondergebracht. Mijn ene zusje zat een tijd in Urk, de ander op Texel. Dat was een initiatief van de kerk voor kinderen die vermagerd waren. Ze moesten weer aansterken bij boeren. Ik was de jongste en mijn moeder wilde mij niet kwijt. Zodoende bleef ik thuis. Misschien was ik ook nog wel te klein.’

Heeft uw familie erge dingen meegemaakt?
‘Mijn oom is op straat opgepikt en die moest in Duitsland gaan werken. Hij zat daar in een kamp. Ze hebben hem daar helemaal ingegraven in het zand zodat alleen zijn hoofd eruit stak. Ze zetten een bord eten voor hem neer waar hij natuurlijk niet bij kon. Hij had zo’n honger en ze schoven het bord steeds een beetje dichterbij, maar ja hij kon er natuurlijk niet bij. Er gebeurden rare dingen in de oorlog.’

Hoe kwamen jullie aan eten?
‘De buurman ging vaak eten halen voor alle buren. Mijn vader en oudste zusje hadden een fiets met houten wielen en gingen ook vaak de boer op, zoals dat heette. Mijn zusje was nogal een huilebalk en als ze bij zo’n boer kwamen en zij ging huilen, dan kregen ze weer wat. Ze is ook weleens aangehouden toen ze eten bij zich had, maar ze mocht toch doorlopen. Wij deelden ook alles met de buren. Dat was het mooiste van toen, dat iedereen deelde. Tegenwoordig heb je dat niet meer, nu is het ieder voor zich. We hebben ook een keer een kat gegeten. Mijn vader had een kat gevangen en toen heeft mijn moeder hem gebakken. Het rook heerlijk, maar we wisten niet dat het een kat was. De buren aten ook mee en ze vonden het heerlijk. Ze vonden ze het niet zo leuk toen mijn vader achteraf vertelde dat het kat was. Maar het was toch lekker.’

Hoe was de Bevrijding voor u?
‘Heerlijk. We hebben gedanst door de straten. Het was feest en iedereen was verkleed. Een van de buurmannen was verkleed als grote baby. Hij lag in een kinderwagen en had een luier om waar ze mosterd op hadden gesmeerd. En ik herinner me ook nog de kauwgom, die uitgedeeld werd door de Canadezen. De oudere kinderen zoals mijn zussen kregen sigaretten en werden op de tanks gehesen. Maar er waren ook angstige momenten. Ik heb een keer gezien hoe vrouwen uit hun huizen werden gehaald en kaalgeschoren werden. Dat waren vrouwen die tijdens de oorlog een relatie hadden gehad met een Duitse soldaat. Het was onmenselijk hoe die vrouwen na de oorlog werden behandeld, maar het gebeurde. Ook weet ik nog wel dat er allemaal vliegtuigen overkwamen bij Sloterdijk. Ze kwamen brood uit Zweden brengen. Ze kwamen zo laag overvliegen dat we plat op de grond moesten liggen. Dat brood was heerlijk, dat was net cake! Toch was het voor mij een heel angstig moment. Later heb ik de film ‘Hongerwinter’ gezien en dat begon met zo’n laag overkomend vliegtuig. Ik kromp helemaal in elkaar toen ik dat weer zag.’

   

Erfgoeddrager: Edanur

‘De tekorten van toen, halen we nu in.’

Ondanks dat Ton van Baardwijk pas aan het einde van de oorlog geboren werd, kon hij ons er toch een hoop over vertellen. Zijn ouders hadden veel gesproken over de ellende en hun angsten, en hoe bang ze waren geweest dat ze hem als baby zouden verliezen. We vinden het bijzonder dat meneer van Baardwijk ondanks de armoede toch een hele fijne jeugd heeft gehad. “Ik fietste vrolijk rond op mijn driewieler”, licht hij toe, “en we konden midden op straat voetballen.”

 

Wat gebeurde er in de oorlog toen u geboren werd?
“Ik ben geboren in de hongerwinter, en dat was eigenlijk heel moeilijk voor mijn ouders. Er was heel weinig voedsel, en ook mijn moeder had veel honger. Daarom kon ze me geen borstvoeding geven. Ik was heel ziek, en mijn ouders waren bang dat ik zou sterven. 

In plaats van melk kreeg ik toen suikerwater van bieten. Daarmee heb ik het uiteindelijk overleefd: drie maanden lang elke dag theelepeltjes met suikerwater. Na de bevrijding kwam er in de voedselpakketten met boter, thee, koffie, suiker, varkensvlees en koekjes ook poedermelk, dus toen was ik gered. Die pakketten dropten de Canadezen op het hoge land aan de Meteorensingel, waar nu het oorlogsmonument staat.”

Zaten uw ouders in het verzet?
“Mijn ouders hadden hun handen vol aan zes kinderen en het zorgen voor eten, dus daar hadden ze niet eens tijd voor. Zo ging mijn vader een keer met een handkar naar de Beemster om aardappelen te kopen. Toen hij terugliep in het donker zag hij twee smalle streepjes licht steeds groter worden. Het bleek een Duitse auto te zijn met afgeschermde koplampen zodat de vliegtuigen de auto niet konden zien. Mijn vader duwde snel zijn kar aan de kant en dook het gras in. De kar viel om en alle aardappelen rolden van de dijk af het gras in. Hij heeft gewacht tot de auto voorbij was en is toen drie uur bezig geweest om de aardappelen weer te verzamelen. Op gevoel, in het natte gras. Uitgeput kwam hij thuis, maar we hadden wel weer voedsel voor een paar maanden.”

Hoe was het na de bevrijding?
“Ook na de oorlog was er nog armoede. Het geld was op, de winkels waren leeg en wegen waren beschadigd. Ik weet nog dat ik als kind met voedselbonnen naar de winkel moest, die werden nog tot 1953 gebruikt. Voor sommige producten moest je een bon hebben, anders kon je het niet kopen. 

Ik heb een mooie jeugd gehad. Als kind merkte ik de ellende niet, en door de armoede van toen waardeer ik wat ik nu heb. Vroeger hadden we maar een keer per week vlees en nu elke dag. De tekorten van toen, halen we nu in.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892