Erfgoeddrager: Dynand

‘Ik denk nog elke dag terug aan de oorlog, ik ben de oorlog.’

Op de van Woustraat nummer 149 stond tijdens de oorlog IJssalon Koco, gerund door twee Joode eigenaren die ook belangrijke figuren waren in het verzet: Ernst Cahn en Alfred Kohn. Safwan, Aleyna en Dynand van basisschool De Springstok hebben de nicht van Ernst Cahn, mevrouw Doris Cahn, geïnterviewd. Zij is 91 jaar en werd voor het interview door haar 70-jarige neef Freerk van der Meulen met de auto naar Amsterdam gebracht. Zelf woonde ze tijdens de oorlog niet in Amsterdam, maar ze kon veel vertellen over haar oom en zijn tragische dood.

Kende u uw oom goed?
Ja, hij was zo’n leuke, vrolijke oom. Hij kon leuk voorlezen, weet ik nog. Ik herinner me vooral dat hij gewoon altijd vrolijk was. Hij kwam voor de oorlog vaak bij ons op bezoek, en dan bracht hij dat lekkere ijs mee uit de ijssalon. Dat was iedere keer smullen. Maar hij was ook iemand die zich wilde verdedigen, ook al was het voor hem gevaarlijk omdat hij Joods was.

Uw oom is gefusilleerd in de oorlog; kwam u daar snel achter?
Het was ons al enige tijd voor het fusilleren bekend dat de Duitsers mijn oom zouden vermoorden. Nadat hij door de SS in de ijsalon was opgepakt, omdat van daaruit verschillende verzetsdaden werden voorbereid, werd hij overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Daar zaten veel verzetsmensen gevangen. Niet lang daarna kreeg de familie het nieuws dat ze afscheid van hem mochten nemen, omdat hij gefusilleerd zou worden. Otto, de broer van Ernst, heeft toen besloten er niet naartoe te gaan. De meerderheid van mijn familie zat toen al ondergedoken, en afscheid nemen van Ernst was natuurlijk veel te gevaarlijk. De Duitsers zouden Otto onmiddellijk hebben opgepakt en afgevoerd naar een concentratiekamp. Maar dat Otto geen afscheid nam, zorgde in de familie voor veel problemen. Vooral Ernsts vrouw heeft het hem erg kwalijk genomen. Maar voor haar was het veel minder gevaarlijk om naar het Oranjehotel te gaan, want zij was niet Joods.
Toen het nieuws van zijn dood ons bereikte, woonde Ernsts vrouw bij ons in huis. Ik herinner me dat ze dagenlang heeft gehuild. De dood van mijn oom was ook voor mij bijzonder heftig. Hij was de eerste in mijn jonge leven die doodging. Dan denk je: ‘Hé, ik zie hem nooit meer terug’. Daarvoor denk je daar niet zo over na. Maar zo was het nu eenmaal in die tijd, de Duitsers waren aan de macht en zij konden deze dingen doen.

Hoe kijkt u nu terug op de verzetsdaden van uw oom en de oorlog?
Ik wist tijdens de oorlog lang niet dat hij in het verzet zat. Ik vind het knap dat hij niet zomaar de boel van zich heeft laten afpakken. Hij heeft zich verdedigd. Het heeft hem zijn leven gekost, maar uiteindelijk stonden we allemaal op de lijst om vermoord te worden. Dan kon je beter gefusilleerd worden terwijl je jezelf verdedigde, dan op een trein te worden gezet naar Auschwitz, denk ik.
Ik denk nog elke dag terug aan de oorlog, ik ben de oorlog. Ik ga er niet meer onder gebukt, maar het is belangrijk om het nooit te vergeten. 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892