Erfgoeddrager: Djuna

‘Als je Surinaams sprak, moest je je mond wassen’

‘Hoeveel leerlingen hier op school lijken op mij?’ vraagt Carla Milan terwijl ze een slokje gemberlimonade neemt. Het is even stil. ‘Het is jammer,’ vervolgt ze, ‘dat heel veel mensen niets over Suriname en de geschiedenis weten.’ Door het interview dat Lieke, Jackie, Lila en Djuna van het MLA in Amsterdam-Zuid met haar hebben, leren ze over het land dat mevrouw Milan op haar achttiende achterliet.

Hoe was uw jeugd?
‘Ik heb een hele prettige jeugd gehad; met een hardwerkende vader en een verzorgende moeder. Mijn vader was verpleegkundige en mijn moeder huisvrouw. Ik kom uit een gezin met acht kinderen, ik ben de vierde. Mijn ouders hadden wel financiële problemen, maar daar werden we als kind niet mee belast. Mijn opa was een Duitse Jood, gevlucht voor de oorlog. Moet je nagaan hoe verschrikkelijk het voor hem geweest moet zijn om naar zo’n ver land te vluchten. In Suriname heeft hij mijn oma ontmoet.
Op school had ik een leuke tijd. Je moest een wit uniform dragen en Nederlands spreken. Ook met mijn ouders, want als je Surinaams sprak met ouderen dan moest je je mond wassen. Toch heb ik de taal geleerd. Op school leerden we alleen over Nederland. Waar de Rijn het land binnenstroomt. Waar Den Haag ligt en wat de hoofdstad is. Dat soort dingen. Kijk, hier staan we op een foto uit 1963. Ik was toen tien en we vierden honderd jaar afschaffing van de slavernij. Dat leerden we dan nog net wel.’

Wanneer bent u naar Nederland gekomen?
‘Op mijn achttiende ben ik door mijn tante naar Nederland gehaald. Ik kwam in april aan; we hadden een tussenstop in Portugal. Het was daar al koud, en op Schiphol al helemaal. Je was daar niet op gekleed. Ik ben heel goed opgevangen, kreeg meteen een jas en wat ik nog meer nodig had. Ik wilde verpleegkundige worden, maar toen ik een katheter moest verwisselen was ik er klaar mee. Ik was niet geschikt voor het vak. Ik ben toen administratief werk gaan doen.’

Werd u in Nederland anders behandeld?
‘Nee, dat kan ik niet echt zeggen. Maar Nederland is wel anders. Het viel mij op dat kinderen hier anders worden opgevoed. Ze zijn vaak brutaal. Mijn twee zonen heb ik een Surinaamse opvoeding gegeven. Dat betekent op zijn tijd een mep geven. Ik heb er nog steeds moeite mee dat hier andere normen en waarden zijn. Mijn kinderen hebben ook Surinaams geleerd, maar mijn kleinkinderen niet. Dat zij geen Surinaams spreken vind ik wel jammer. Ik miste hier mijn ouders wel. Toen mijn vader zeventig werd, hebben we hem naar Nederland gehaald voor een feest. Hij zou zes maanden blijven, maar hij is na drie maanden teruggegaan. Hij vond Nederland maar niks. Ik heb er nog steeds moeite mee dat hij is ‘gaan hemelen’.’

Waar voelt u zich meer thuis?
‘Ik voel mij niet thuis in Nederland en niet in Suriname. Of eigenlijk moet ik het anders zeggen: ik voel mij overal thuis. Ik kan overal ter wereld wonen, behalve in Groenland. Dat vind ik te koud. Ik hou van reizen en adviseer ook jongeren om te reizen. Dan kun je de verschillen zien. Maar nu ben ik bezig om terug te gaan naar Suriname, omdat ik hier niets meer te zoeken heb. Als ik eenmaal vertrokken ben, dan weet ik niet waarom ik terug zou komen. Ik heb het echt gehad, het wordt ook zo koud. Ik zal niets missen in Nederland.’

Erfgoeddrager: Djuna

‘Wat moet ik hiermee, een ouwe kist?’

Hans Notmeijer kwam zelf naar de Twiskeschool in Amsterdam-Noord. Terwijl hij in gesprek was met Vince, Bas, Ebrar en Djuna over de oorlogsverhalen van zijn ouders en grootouders, bracht juf Nanette bracht hem een kopje koffie. ‘Dankjewel’ zei hij en keek toen op. ‘Hee wat léuk, wat doe jij hier…?’ Heel toevallig hadden juf Nanette en Hans Notmeijer, die vroeger meester was, op dezelfde school gewerkt. Dat was wel een grappig voorval tijdens het interview. De kinderen vonden het ook leuk om al die oude spulletjes te bekijken die uit de kist kwamen van de oma van Hans.

Kenden uw ouders gevaar in de oorlog?
‘Mijn ouders woonden in de buurt van het Mosveld, een ouder deel van Amsterdam-Noord. Omdat ze kind waren, merkten ze weinig van écht gevaar. Hoewel ik wel begreep dat mijn mijn vader op zijn 12e met een stel vriendjes ’s nachts naar een treinstation ging om kolen te pikken. Dat was best riskant, maar zo konden ze thuis de verwarming weer aanmaken. Toen ik mijn diploma had gehaald voor ‘meester’ ging ik op de brommer naar mijn oma. Tuurlijk zou oma heel trots zijn. ‘Yes, ik krijg geld’, dacht ik, maar toen ik bij mijn oma kwam, liep ze naar de slaapkamer en haalde deze doos. Wat moet ik hiermee, een ouwe kist? Mijn oma zei: ‘Dit is voor jou, omdat ik wil dat niemand vergeet wat er gebeurd is en dat de verhalen over de oorlog doorverteld kunnen worden’. Ik maakte hem open, net als jullie nu…kijk maar. Het eerste wat ik zag was deze krant uit 1940. Dit was de krant waardoor mensen wisten dat Nederland in oorlog was met Duitsland. Eerst was ik wat teleurgesteld met die ouwe spullen, maar jaren later ben ik trots op deze kist van mijn oma. Dankzij haar kan ik jullie over de oorlog vertellen. Ze bewaarde veel dingen uit de oorlog, zoals boeken, tijdschriften, kranten, eetbonnen en een persoonsbewijs…’

Kenden uw ouders mensen die in het verzet zaten?
‘Mijn moeder kende veel mensen die zeiden dat ze in het verzet zaten. Eigenlijk gebeurde dat pas aan het einde van de oorlog, toen Duitsland al verloren had… Toen wilde opeens iedereen in het verzet. Vergelijk het een beetje met Ajax, je hebt zeg maar 10.000 fans en als ze het heel goed doen, heb je opeens 50.000 fans. Het is dus moeilijk na te gaan wie echt heeft gestreden in de oorlog.’

Hadden uw ouders honger tijdens de Hongerwinter?
Nee, niet echt want mijn ouders woonden in het noorden en daar waren veel boeren, dus ook genoeg te eten. Ze moesten soms wel dagenlang lopen met een kinderwagen. Helemaal langs het Noordhollandsch Kanaal naar Hoorn en soms wel verder. Ze vertelde dat het een paar keer gebeurd is dat ze eten hadden gehaald bij de boeren, maar werden tegengehouden door soldaten. Moesten ze alles weer inleveren. Dat was natuurlijk een angstige ervaring voor mijn moeder die toen nog maar een klein meisje was.’

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892