Erfgoeddrager: Dieuwke

‘Pas later vertelde mijn vader mij het familiegeheim’

Dieuwke, Kees, Leo en Xavier van de Dongeschool in Amsterdam-Zuid lopen voor het interview naar het huis van Dick Neijssel. Hij is de zoon van de in 2001 overleden Dirk Neijssel. Dick heeft veel verhalen over de oorlog gehoord van zijn vader. Onder andere over de speeltuin waar Dick al heel veel jaren tegenover woont. Daar was in de oorlog een Jodenmarkt en in het gebouwtje van de speeltuin werden stiekem verzetskrantjes gedrukt. ‘Op deze plek is heel veel gebeurd,’ begint Dick het interview.

Uit wat voor een gezin kwam uw vader?
‘Uit een heel arm gezin. Hij woonde in de wijk Kattenburg, bij het Scheepvaartmuseum. Deze woningen bestaan nu niet meer. Het gezin woonde maar kort in elke woning, omdat ze steeds door de opgelopen huurschuld uit hun huis werden gezet. Die huurachterstand ontstond omdat mijn opa op de grote vaart werkte en het hierdoor vaak lang duurde tot er weer geld binnenkwam en omdat mijn oma de prioriteit aan voedsel gaf. Ze gingen vaak naar de gaarkeuken, een voedselprogramma vanuit de gemeente. Van de gemeente kregen ze ook kleding. Op elk kledingstuk stonden dan drie kruisjes, zodat iedereen kon zien hoe je eraan kwam. Het was overleven, eigenlijk voerden ze al hun eigen oorlog. Ze moesten vechten en protesteren om meer geld en gelijke kansen te kunnen krijgen. Mijn vader had dolgraag dokter willen worden; die mensen waren een voorbeeld voor hem. Maar dat zat er niet in. Er was geen geld om hem te laten studeren en al was dat wel geweest, vraag ik me af of hij dat geworden was. Hij was heel technisch aangelegd. Dat bleek ook toen hij eerst bij een fietsenmaker en later bij een autogarage ging werken.’

Hoe kwam de familie in het verzet terecht?
‘Mijn vaders broer Karel ging op jonge leeftijd vechten in Spanje. Daar was Franco, een ‘vriendje’ van Hitler aan de macht. Franco was een fascistisch regime begonnen, net als Mussolini in Italië. Met z’n drieën wilden zij Europa veroveren. Toen Karel achttien was geworden, is hij naar Spanje vertrokken om zich daar aan te melden als vrijwilliger in de oorlog tegen het fascisme. Goed voorbeeld doet volgen, dus toen hier de oorlog begon, stond mijn vader vooraan om zich aan te melden bij het verzet. Maar hij was nog jong, het mocht niet van zijn broer. Toen heeft hij stiekem met een paar vrienden een garage waar militaire voertuigen van de Duitsers waren gestald in de fik gestoken. Toen zeiden ze van het verzet dat hij maar snel erbij moest komen, want “als jij op je eigen manier verzet gaat plegen, dan gaat het niet goed”. Mijn vader begon met pamfletten uitdelen, een soort kranten met verslagen over wat er écht in de wereld en vooral in Nederland gebeurde. ‘De Waarheid’ heette deze krant van de communistische partij. Zo bereikte de waarheid toch de burgers, want de normale kranten werden gecontroleerd door de Duitsers, die bepaalden wat in de krant kwam te staan. Dankzij kranten als De Waarheid, die ook wel op lantaarnpalen werden geplakt, wisten mensen op een gegeven moment ook dat Joodse mensen niet alleen gediscrimineerd werden, maar ook echt niet meer gewenst waren en afgevoerd werden. Zo konden sommigen op tijd onderduiken. Mijn vader had van het verzet de opdracht om Joodse kinderen naar onderduikadressen te brengen. Die werden veelal in Brabant en Limburg ondergebracht, omdat de kinderen daar een donkerder haarkleur hadden dan bijvoorbeeld in Friesland, en zo minder opvielen. Uiteindelijk is mijn vader in 1943 in het gewapend verzet gegaan. Dan kreeg hij bijvoorbeeld de opdracht om een overval te plegen op een wapentransport of, erger, om een mens te doden, te liquideren. Mensen zoals de zogenoemde Jodenjagers.’

Werd uw vader betaald in het verzet en had het verzet leiders?
‘Mijn vader werd betaald met voedsel. Op een gegeven moment moest hij onderduiken, omdat hij gezocht werd door de Duitsers. Ook dan werd je door het verzet onderhouden met voedsel. Je wist niet wie de leiders waren, zodat je niks kon verklappen als je werd opgepakt. Niemand die dat zou willen verraden, maar als de bezetters je pijn gaan doen om achter de waarheid te komen dan zwicht je wel en kun je toch namen gaan noemen. Pas na de oorlog kwam uit wie de mensen achter het verzet waren en dat het voornamelijk werd gerund met behulp van zwart geld. Dat zie je in de film ‘Bankier van het verzet’. Het was natuurlijk ook pas later dat deze verzetsstrijders werden onderscheiden met een lintje. In de oorlog werden ze, door de Duitsers, gezien als terroristen. Het was een gevaarlijke tijd en mijn vader is toen ook veel kameraden verloren. Mijn vader weigerde in eerste instantie zijn lintje, omdat prins Bernhard dat zou opspelden. Die was vroeger vrienden met de mensen die de oorlog gefinancierd hadden, aan de Duitse kant. Pas later is hij naar ‘onze’ kant gekomen. Uiteindelijk kreeg mijn vader in de Nieuwe Kerk het verzetskruis opgespeld. Het kruisje heeft altijd opgeborgen gelegen.
Weet je, ik ben net als mijn vader. Opstandigheid zit, denk ik, in je genen. Als je in het gewone leven jezelf uitspreekt omdat je het ergens niet mee eens bent dan zal je dat in een oorlog ook doen, maar dan extremer. In een oorlog is alles extreem. Maar waar je in het normale leven nog een ruzie kunt uitpraten, ligt tijdens een oorlog de winnaar op het kerkhof.’

Welk verhaal van uw vader is u het meeste bijgebleven?
‘Dat vertrouwde hij me pas tien jaar voor zijn dood toe. Het was een familiegeheim. Hij vertelde me dat hij in de oorlog de opdracht had gekregen om zijn stiefvader te liquideren. De tweede man van zijn moeder, waar hij een deel van zijn jeugd mee was opgegroeid. Ruim voor de oorlog waren hij en mijn oma al niet meer bij elkaar, omdat hij een foute man was die haar ook regelmatig sloeg. Tijdens de oorlog bleek dat hij nog steeds in de Rivierenbuurt woonde, tegenover de Dongeschool. Daar runde hij met zijn vriendin een zogenaamd lokhotel. Ze boden zogenaamd veilig onderdak aan Joden en eenmaal binnen tipten ze de Duitsers. Dan kregen ze zeven gulden vijftig per Jood betaald. Toen mijn vader hoorde dat deze man ook veel Joodse kinderen zogenaamd naar Brabant bracht voor een veilig onderkomen, om ze vanuit daar te laten deporteren, heeft hij de opdracht aangenomen en hem geliquideerd. Daar is toentertijd zelfs nog een foto van verschenen in de Brabantse Courant.
Het zijn dit soort heftige zaken waardoor de oorlog ook na 1945 voor mijn vader doorging. En niets hielp daartegen. Je kreeg alleen pilletjes tegen slapeloosheid en er was een ziekenhuis in Oegstgeest voor getraumatiseerde verzetsstrijders. Maar ook daar was hij te dwars voor. Daar is hij niet lang geweest. De oorlog is altijd actueel gebleven in ons gezin. Mijn vader werd leerkracht en heeft veel kinderen verteld over de oorlog. Dat deed hij heel goed. Maar ik heb als klein kind al naar beelden van Auschwitz moeten kijken. Dat had van mij wel anders gemogen.’

 

Erfgoeddrager: Dieuwke

‘Mijn zwangere moeder kon met haar dikke buik ongezien die krantjes verspreiden’

De vader van Gerrit Sijpheer was hoofd van de Onderduikers Dienst en een belangrijk figuur in het verzet. Als elektriciteitsmeterstandopnemer en huurophaler kwam hij bij veel mensen over de vloer en had daardoor een groot netwerk. In de kelder van hun huis werd de verzetskrant ‘De Waarheid’ gestencild, die verspreid werd door de moeder van Gerrit. Aan Dieuwke, Olivia en Julia van de Bosschool vertelt Gerrit over zijn herinneringen uit die tijd.

Wat herinnert u zich van de oorlog en wat voor invloed heeft het op u gehad?
‘Ik ben geboren tijdens de oorlog en was dus nog heel klein. Ik werd opgevoed door mijn nichtje Hannie die bij ons onderdook. Mijn vader was hoofd van de O.D., de Onderduikers Dienst. Bij ons thuis waren acht mensen ondergedoken. Ik herinner me de spanning. Er werd ons verteld hoe we ons moesten gedragen en de achterdeur moest altijd op slot want er gebeurde van alles bij ons thuis waar de Duitsers geen weet van mochten krijgen. Met al die mensen wist mijn moeder toch van het weinige voedsel dat we hadden altijd iets te maken. Zij kon echt toveren in de keuken. Ook verspreidde zij ‘De Waarheid’, een verzetskrant die in onze kelder werd gestencild. Door haar vele zwangerschappen in die tijd kon ze met haar dikke buik ongezien die krantjes verspreiden.’

Heeft u nog spullen gevonden in de oorlog?
‘We hadden een spannende jongensclub en er was van alles te beleven voor ons. We vonden zelfs een geweer met munitie! Die verstopten we in ons hol. Mijn vriendje Theo Paping durfde het geweer af te schieten. Door de heftige terugslag raakte hij gewond; ik herinner me zijn bebloede gezicht. Ook herinner ik me dat ik door de grote jongens werd meegenomen naar de opslag van het legermateriaal op de Kerkedijk. We kropen in een grote legertruck en een van de jongens wist ‘m aan de praat te krijgen waardoor hij opeens ging rijden. We reden zo de sloot in!’

Wat is uw herinnering aan de bevrijding?
‘Dat was geweldig! De smaak van chocolade, de blijdschap… Op het weiland naast ons huis was het kampement van de Canadezen en die waren uitgelaten, zo blij. Ik herinner me dat ze met mijn babyzusje in de kinderwagen aan de haal gingen over het weiland. Mijn zusje werd gezien als nieuw leven en hoop. Mijn vader hield zich de laatste dagen verderop in een tuin schuil. De Duitsers trokken zich langzaam terug maar er was nog steeds gevaar. Op een dag stond een groepje soldaten op een dijkje vlakbij ons huis te schieten op de kraaien die op de telefoonkabels boven het weiland zaten. Mijn vader hoorde de schoten en vreesde dat zijn familie wat werd aangedaan, hij deed het in zijn broek… Gelukkig was er niks aan de hand.’

              

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892