Erfgoeddrager: Dederee

‘De soldaten brachten de bakker en zijn vrouw naar de ‘Joden Savanne”

Dederee, Joel en Samuel van basisschool De Morgenster spraken met mevrouw Celine Hasselaar over Suriname in oorlogstijd. Zij was tien toen de oorlog begon en woonde toen bij een pleeggezin.

Hoe oud was u toen de Tweede Wereldoorlog begon?
Ik was tien en woonde in Paramaribo op een groot erf bij een Chinees pleeggezin. Daar woonde ik sinds mijn zevende. Mijn ouders, die Indianen waren, woonden in het oerwoud van Suriname. Ze hadden nooit leren lezen en schrijven en wilden dat ik dat wel zou leren. In het pleeggezin werd Chinees gesproken. Op school leerde ik Nederlands. Toen de oorlog begon konden we nog alles kopen, alleen de luxe spullen kwamen niet meer uit Nederland. Bij ons was geen oorlog. Op het erf waren wel militairen met hun gezinnen. Op een dag gingen deze militairen de Duitse bakker ophalen. Ze vroegen aan zijn vrouw waar hij was. Hij sliep nog. We zagen hem in een soort jurk naar buiten komen. Hij had een mutsje op met een kwastje eraan. Het waren hele aardige mensen. Ze bakten heel lekker brood en gebak. De soldaten hebben hem naar de ‘Joden Savanne’ gebracht. Daar werden de Duitsers gevangen gehouden. We hebben de Duitse bakker en zijn vrouw niet meer teruggezien.’

Vond u het niet verdrietig dat u bij pleegouders moest wonen?
Ik vond het vreselijk. Ik miste mijn familie heel erg en het was alsof mijn ouders mij wegdeden, alsof ze me niet meer wilden hebben. Het was ook niet leuk in dat pleeggezin. Ze hadden al grote kinderen, die aan het werk waren in het onderwijs en als apothekersassistente. Een van de jongens had een garage Ik was het kleine kind in huis. Voor ik naar school ging, moest ik heel hard werken. Dan moest ik de vloeren schoonmaken en als ze vonden dat het niet goed was gedaan, kreeg ik slaag. Ik werd heel veel geslagen. De eerste jaren zag ik mijn ouders niet. Ik ben daar gebleven tot ik elf was. Mijn moeder kwam langs en wilde dat ik andere kleding aandeed. Toen ontdekte ze dat ik werd geslagen. Ze heeft me mee naar huis genomen. Had ik het maar eerder aan mijn moeder verteld, maar ik durfde dat niet. Daarna kwam ik bij een ander pleeggezin met jonge kinderen; daar heb ik het heerlijk gehad. De moeder was lief en ik vond die kleine kinderen heel leuk om mee te spelen en om vast te houden.’

Hoe kwam uw familie de oorlog door?
‘Mijn ouders – mijn moeder heette Frederika en mijn vader Jacques – merkten ook niets van de oorlog. Zij werkten in het binnenland van Suriname. In het oerwoud vind je alles wat je nodig hebt. Mijn vader werkte er in het bos. Hij kapte grote bomen. In Suriname leven nu nog twee zussen van me, zij zijn 92 en 94. In 2014 ben ik voor het laatst in Suriname geweest. Ik heb er afscheid van genomen. Ik ga er niet meer heen.’

Hoe komt het dat u zo lief en vriendelijk bent gebleven?
‘Ik heb veel aardige mensen leren kennen. Ik heb wel geleerd om te kijken hoe mensen zijn. Niet iedereen is aardig. Jullie wel. het is fijn om met jullie te praten.’

 

   

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892