Erfgoeddrager: Dani

‘Ik herinnerde me opeens weer dingen van de oorlog’

Dani, Kyle, Esperanza en Renée van de Twiskeschool in Amsterdam-Noord gaan Els Burger interviewen over haar jeugd in Noord tijdens de oorlog. Ze was nog heel jong en wist zich lange tijd nauwelijks iets te herinneren van deze periode. Pas toen ze ouder werd, kwamen de herinneringen terug.

Hoe heeft u de oorlog beleefd?
‘Ik werd geboren in 1941. Van de eerste twee jaar heb ik weinig meegekregen. Eigenlijk wist ik niets meer totdat ik op mijn 40e het geluid hoorde van de vliegtuigen van de Canadezen. Tijdens een herdenking hadden ze een oud vliegtuig ingezet uit de oorlog. Toen ik dat geluid hoorde, schrok ik zo erg dat ik in een hoekje kroop in mijn appartement. Ik herinnerde me opeens weer dingen van de oorlog.’

Uw oom en vader moesten werken in Duitsland. Hoe was dat?
‘Mijn vader liet niks van zich horen toen hij in Duitsland was. Mijn oom ging daarom kijken hoe het met hem ging. Toen hij aankwam, werd hij ook opgepakt en moest hij eveneens werken. Om het weekend mocht een van hen naar huis, maar als hij niet terugkwam moest de ander naar de gevangenis. Mijn oom probeerde te ontsnappen en dat leek te lukken. Totdat ze honden inzetten om hem te zoeken. Hij werd gevonden en vastgezet. Later moesten ze van Duitsland naar Nederland lopen. Heel zwaar was dat, vooral voor mijn oom die een ziekte had opgelopen in de gevangenis.’

Hadden jullie onderduikers in huis?
‘Nee, we hadden geen onderduikers. Wel zaten er NSB’ers in de familie die bij mijn oma en opa woonden. Mijn opa had een radio verstopt achter de badkuip en luisterde stiekem naar Radio Oranje. Als hij klaar was, zette hij de radio weer achter de badkuip. De rest van de familie wist niet dat hij een radio had.’

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Erfgoeddrager: Dani

‘Er kwam een hele groep Duitsers om de bus staan die riepen ‘Hunger! Hunger!’’

Tijdens de Hongerwinter heeft de familie Prins, net als de meeste mensen, veel last van de schaarste. Frans’ moeder besluit daarom met het gezin naar familie in Mijdrecht te gaan. Te voet, ploeterend door de sneeuw, gaat moeder met drie kinderen op pad. Na twee dagen lopen, komen ze in Woerden aan. Daar horen ze over het bombardement op het Bezuidenhout. Ze horen dat de voorgevel van hun huis in Den Haag er nog staat, maar dat daarachter alles is weggebombardeerd. Als de familie thuis was gebleven hadden ze het hoogstwaarschijnlijk niet overleefd.

Wanneer merkte u dat het oorlog was?
Dat wisten we al snel. De Duitsers kwamen met vliegtuigen en parachutisten om Den Haag te bezetten en de regering over te nemen. Er werd veel geschoten, vooral in de lucht. Ik heb een brandend vliegtuig op ongeveer 100 meter afstand naar beneden zien komen in een weiland.
Wij woonden in een portiekwoning. Na een paar dagen kwam de zoon van onze buren thuis. Hij had gevochten op de Grebbenberg in Rhenen en werd thuisgebracht met een ambulance, want hij was beide benen kwijtgeraakt. Ik herinner me nog dat de buurman zijn zoon soms de trap op of af moest sjouwen.

Kon u de hele oorlog met uw familie bij elkaar blijven?
Nee, in de oorlog was ik samen met mijn moeder, jongere zusje en broer die 4 jaar ouder was. Mijn vader was ondergedoken. Hij zat in een huis aan het Westeinde. Ik had ook twee broers die 11 en 12 jaar ouder waren dan ik. Ik heb ze de hele oorlog niet gezien. Na de oorlog bleek dat één broer via verschillende landen in Zweden terecht was gekomen. Dat land was neutraal en veilig. Mijn andere broer zat tot over z’n oren in het verzet. Hij werkte bij een arbeidsbureau, waar mensen zich moesten melden als ze voor de Duitsers moesten werken. Hij hielp mensen met onderduiken. Ook zorgde hij voor valse persoonsbewijzen. De dag dat hij werd opgepakt, had hij er een paar op zak. Hij is in kamp Vught terecht gekomen. In totaal waren ze met tien man, maar hij heeft het als enige overleefd. De anderen zijn geëxecuteerd. Na zijn vrijlating is hij doorgegaan met het verzetswerk, maar hij werd opnieuw opgepakt. De Duitsers stuurden hem door naar concentratiekamp Bergen-Belsen. Ook dat heeft hij overleefd.

Wat gebeurde er met u na de oorlog?
Toen ben ik met het Rode Kruis naar Denemarken gegaan. Ik was een scharminkel in vodden. Met bussen reden we door het verwoeste Duitsland naar Denemarken. In die bus kregen we te eten. Bij een stop in Bremen of Hamburg, kwam er een hele groep mensen om de bus staan die riepen ‘Hunger! Hunger!’ Wij hielden toen de broodjes voor het raam, zo’n haat hadden we tegen de Duitsers. In Denemarken aangekomen, kregen we pap en stonden er schalen met boter. En we kregen ook nog een sinaasappel. Ik had nog nooit sinaasappels of bananen gegeten. Ik wist wel hoe ze eruit zagen, want onze onderbuurvrouw had een fruitschaal met kunstfruit. Het was zo bijzonder om te proeven! Daarna ging ik naar een tijdelijke ‘vader’ en ‘moeder’. Die vrouw nam me mee naar een kledingzaak. Ik kreeg alles nieuw. En als ik nu nieuwe kleren koop en aan de kleding ruik, associeer ik dat nog steeds met Denemarken.

Erfgoeddrager: Dani

‘Mijn moeder zei dat we naar het park moesten vluchten: in het kanaal zouden we veilig zijn’

Wij zijn Kaoutar, Zaria, Redouane en Dani en we interviewden Riet de Groot-Kirsten in haar huis op het Duindoornplein, een paar deuren verder van het huis waar ze in de oorlog woonde. De slagroomsoesjes die klaarstaan mogen we allemaal opeten. “Ik heb zo’n honger gehad in de hongerwinter”, vertelt ze, “sindsdien gooi ik nooit meer eten weg.”

 

Wat merkte u van de oorlog?
“Ik ging vaak met mijn zus Jo en broertje Jan zwemmen in het Floraparkbad, hier vlakbij. Dat zwembad lag dicht bij de Fokkerfabriek en omdat die in handen was van de Duitsers was het een doel voor bombardementen van geallieerden. Als het luchtalarm afging raakten alle kinderen in het zwembad in paniek. Ik greep de hand van Jo stevig vast en dan renden we samen het water uit, op zoek naar een veilige plek. Mijn moeder zei dat we naar het park moesten vluchten: in het kanaal zouden we veilig zijn. Als ik nu terugkijk begrijp ik niet waarom ze dat zei. 

Ik herinner me nog een keer tijdens een luchtalarm dat de lucht helemaal vol zat met Engelse parachutisten. We zagen ze één voor één landen. Mijn vader vertelde later dat er ook eentje op ons huis geland was. Die werd direct gevangengenomen door de Duitsers.”

Heeft u veel honger gehad?
“Tijdens de hongerwinter hadden we geen geld om iets te kopen, dus af en toe konden we bij de gaarkeuken vogelzaadsoep en tulpenbollen krijgen. Mijn broertje en ik waren ziek van de honger en werden naar Enkhuizen gestuurd. We moesten stiekem ’s avonds reizen en heel stil zijn zodat de Duitsers ons niet zouden ontdekken. Ik durfde niet te slapen omdat ik bang was dat mijn broertje in zijn broek zou plassen. Na een maand kwam mijn moeder ons gelukkig weer halen. We moesten zestig kilometer lopen, maar dat vond ik niet erg. Ik wilde weer naar huis.”

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt?
“Wij waren erg arm en daarom verdiende mijn moeder bij als werkster bij een rijk gezin in Amsterdam-Zuid. Wij pasten met het hele gezin op hun huis als zij op vakantie gingen, en dat was voor ons genieten. We hadden opeens een bad en mooi speelgoed. 
Daar aan de overkant woonde een Joods gezin. Jo was toen zestien en werd verliefd op de jongen in dat gezin, en hij ook op haar. Dan stond hij op het balkon, en dan zwaaiden ze naar elkaar. Op een dag stopte een overvalwagen voor de deur, en de vader en moeder van het gezin werden meteen opgepakt. Die jongen stond nog op het balkon en uit paniek sprong hij naar beneden. Hij brak zijn been, maar de Duitsers hadden geen medelijden en sleurden hem zo de wagen in. Ik zie het weer voor me als ik het vertel.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892