Erfgoeddrager: Cheyenne

‘Mijn moeder huilde als we zonder eten moesten slapen’

Naast de stoel van Ton van Hugten staat een stoeptegel met een bom erin, die in de oorlog vlak bij zijn huis is gevallen. Ton was twee jaar toen de oorlog begon en woont aan de Poeijersstraat in het huis waar hij geboren is en dus ook de oorlog meemaakte. Aan Twan, Cheyenne en Bayan van basisschool ’t Karregat vertelt hij over de oorlog. Ook Bayan was twee jaar toen ze, nog niet zo lang geleden, met haar ouders in Syrië de oorlog meemaakte. Ook zij heeft herinneringen aan bombardementen en vertelt daarover. Een bijzondere ontmoeting is het.

Kunt u ons vertellen over het bombardement bij uw huis?
‘Het was verschrikkelijk. We zaten met de hele familie  in de kelder, een ruimte van twee bij één meter met een schuin plafond. Mijn moeder zat over mij heen gebogen om me te beschermen. Mijn vader was politieman en was in de stad om Eindhoven te verdedigen. Mijn moeder maakte zich grote zorgen om hem en dacht dat we hem nooit meer terug zouden zien. Er vielen veel bommen toen. Ook vlak bij ons. Alle ramen van het huis sneuvelden. Overal lag glas. Er was geen glas meer te krijgen in Eindhoven omdat er zoveel ramen kapot waren gegaan. Je kreeg dan ‘oorlogsglas’. Van slechte kwaliteit en je kon er bijna niet doorheen kijken. Omdat de wachtlijst lang was, had mijn vader zolang planken voor het raam geslagen. Van het beetje hout dat hij nog had, want het meeste hout had je al opgestookt. Het waaide door het hele huis, totdat we dat oorlogsglas kregen. Pas tien jaar na de oorlog kwam er weer gewoon glas in onze ramen.’

Had u genoeg te eten in de oorlog?
‘In het begin nog wel, op de bon. We haalden toen ook eten bij de boeren om ons heen. Ook Duitsers haalden daar eten. Die namen het zonder te vragen mee. Wij moesten ervoor betalen. Aan het eind van de oorlog en vooral ook de periode erna – in de winter van 1944 toen de oorlog al was afgelopen – hadden we bijna geen eten meer. We aten toen alleen maar appels herinner ik me. In het noorden aten ze bloembollen, maar wij hadden die niet. Mijn moeder maakte van alles. Dan weer gebakken appel dan weer appelmoes. Soms hadden we niets te eten. Dan ging je naar bed zonder eten. Daar moest mijn moeder van huilen. En dat vond ik weer heel erg. Als een moeder huilt is dat heel erg.’

Hadden jullie een radio in de oorlog?
‘Op een gegeven moment kreeg iedereen bericht dat je je radio moest inleveren. Als je dat niet deed, kwamen ze hem opeisen. Mijn vader had de radio in een zinken kist in een gat in de tuin verstopt. Zo konden we stiekem naar de radio luisteren. Als er bericht uit Engeland kwam, zaten er soms tien, twintig mensen bij ons mee te luisteren naar Radio Oranje. Op een dag kwamen de Duitsers langs voor de radio, maar die zat goed verstopt.’

Wat is u leukste herinnering aan de oorlog?
‘Vlak bij ons, naast waar nu het kerkhof is, was een groot ven waar we speelden. Daar verbleven in een kamp Engelse soldaten die ons kwamen bevrijden. Van hun jerrycans, die ze hadden gebruikt voor brandstof, maakten wij een vlot. Met draad bonden we al die jerrycans aan elkaar en dan konden we varen. Op zoek naar draad trok ik aan een ijzerdraadje dat uit het zand stak en toen kwam er een geldkistje mee. Er zat heel veel geld in. Ik rende ermee naar huis en riep blij: “Moeder, we zijn rijk!” Mijn vader heeft het natte geld toen eerst te drogen gelegd. We konden het niet houden, omdat ik zo hard geroepen had dat we rijk waren. Uiteindelijk bleek het geld door een jongen in onze straat gestolen te zijn bij de ETOS. We hebben het aan de winkelier teruggegeven. Omdat mijn ouders 25 jaar getrouwd waren, kregen ze als dank drie taarten. We waren de koning te rijk. Het was net na de oorlog en we hadden al lang niets lekkers meer gehad, want suiker was er niet in de oorlog. Onze buiken waren niet meer gewend aan die zoetigheid en de kwaliteit van de taart bleek erg slecht. Dus de volgende dag was iedereen aan de diarree.’

   

Erfgoeddrager: Cheyenne

‘Ze moest overnachten in een hooiberg in Medemblik’

Evert van Voorts was in de oorlog net zo oud als Wytze, Maceo, Cheyenne en Casey van de Twiskeschool nu zijn. In het dorp Oostzaan was het betrekkelijk rustig, vertelt hij. Er was natuurlijk wel oorlog maar ze merkten er in het begin niet zoveel van. Wel moest alles met bonnen worden betaald en er was niet zoveel meer te krijgen. Evert laat spelletjes zien die hij heeft bewaard en geeft ze mee aan de kinderen. Hij speelt er toch niet meer mee en op school kunnen ze het vast wel gebruiken.

Hoe heeft u de Hongerwinter overleefd?
‘Mijn moeder liep naar Medemblik, dat ligt boven Hoorn, en weer terug, dat was een heel eind. Het laatste dat we hadden aan kleding of lakens moest dan mee om in te ruilen voor eten. Het was niet zonder gevaar, je liep het risico dat het afgepakt zou worden. Het was zo ver dat ze ’s nachts moest overnachten in Medemblik in een hooiberg. Zij heeft geluk gehad, de Duitsers hebben haar nooit gepakt. Wij waren heel arm omdat mijn vader voor de oorlog al was gestorven. Mijn moeder liep in de steun en dat kon iedereen zien. We kregen kleding bij uitdeelpunten en daar zat dan een rood randje in. Jassen kregen we niet, maar wel een grijze cape, en klompen in plaats van schoenen. Toen ik in de zesde klas zat, konden we maximaal twee uur per dag naar school. Het was te koud en er kon niet gestookt worden. We zaten met 42 kinderen in de klas. Omdat het zo koud was, deed iedereen al zijn kleren aan. We hadden maar een uur per dag gas. Dus je kon alleen op hout koken en dat was er bijna niet meer. Ook licht hadden we maar een uurtjes per dag. We hadden meestal ‘s avonds geen licht, maar we hadden dan een fietslampje met een dynamo zodat we nog iets konden lezen of een spelletje konden doen.’

Heeft u moeten onderduiken?
‘Bij ons thuis hadden we onderduikers. Twee broers van mijn moeder en een broer van mijn vader, maar niet allemaal tegelijk. Er zijn ook razzia’s geweest en dan werd het hele dorp afgezet en werden de huizen onderzocht. Onder de onderste treden van de trap kon je je verstoppen of soms in de ruimte boven het plafond. De Duitsers maar ook wel de Nederlandse politie, schoten wel eens gewoon door het plafond. Dat waren hele enge toestanden. Wij hebben geluk gehad!’

Wat deed u in uw vrije tijd?
We zaten soms te lezen en we zongen vaak liedjes. Spelletjes deden we ook. Het was misschien wel gezellig met elkaar, maar ik herinner het me vooral als een treurige tijd. Overdag was ik veel buiten, maar ik had het dan wel eens erg koud… De jongens liepen altijd in korte broeken en meisjes in lange rokken. In de zomer speelde ik met veel kinderen buiten. Hinkelen en soms varen met een bootje. We hadden geen speelgoed, maar speelden met alles dat we konden vinden op straat.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892