Erfgoeddrager: Brecht

‘Twee jongens die vluchtten, werden doodgeschoten’

Brecht, Robin en Anna van de Michaëlschool in Leeuwarden lopen naar de kamer van mevrouw Popma. Ze is er niet. Blijkt ze nog even gezellig in de gezamenlijke huiskamer te zitten, achter een vers kopje koffie. Even later zit ze dan toch in haar eigen stoel, in haar eigen kamer. Klaar voor het interview.

Wat voor spelletjes deed u in de oorlog?
‘Kaatsenballen, knikkeren, hoelahoepen, mozaïeken… kijk dat staat daar in het kastje. Met die poppen in de kast speelde ik vroeger. Het ziet er heel anders uit dan bij jullie nu, hè? De kleertjes maakten we zelf. Mijn kleinkinderen spelen er nu mee als ze op bezoek komen. Daarnaast deden wij veel aan handwerken, breien.’

Kende u ook Joden?
‘Ik kende ze niet, maar ze zaten wel ondergedoken in het dorp. Een keer kwam er een razzia van de Duitsers. De onderduikers waren al gevlucht in het hooi in het land. Toen kwamen de Duitsers en die staken met een bajonet zo in het hooi, en pakten de onderduikers op. Twee jongens die vluchtten, zijn doodgeschoten. Hadden ze nou maar gewoon gewandeld, dan was er niks gebeurd. Twee jonge Joodse jongens van een jaar of 18…’

Heeft u ook iets meegekregen wat u eigenlijk liever niet had willen zien?
‘Toen ik eens naar school fietste, zag ik dat een Engels vliegtuig werd neergeschoten door de Duitsers. Nu nog zie ik de piloot aan de parachute hangen. Die piloot is opgepakt.’

Wat was het mooiste na de bevrijding?
‘Dat ik ‘s avonds niet meer vanaf 8 uur binnen hoefde te blijven en dat ik weer echt vrij was. Niet die druk van de Duitsers.’

    

 

Erfgoeddrager: Brecht

‘Na jaren Joods vriendinnetje weer gevonden’

Wij hebben mevrouw Lia van der Lugt-Gilbers geïnterviewd bij haar thuis in de Rijnstraat. In het kleine halletje stonden allemaal schoenen, maar wij mochten ze wel aanhouden. Lia is enig kind.

Hoe was het voor u in de oorlog?
‘We hadden een heel klein kacheltje en daar kookten wij ook op. Maar er was bijna geen eten. Mijn moeder was opgewekt en verloor nooit de moed. Ze ging drie keer per week naar een boer in Ouderkerk en daar ging ze jasjes, jurken en schorten naaien in ruil voor twee flessen melk. Daar zat nog een grote laag room op. Dat was een feest en hield ons in leven.

We hebben vooral veel honger gehad in de laatste maanden van de oorlog. We aten toen vieze pap. Er was geen fruit. Ik wist niet eens hoe een sinaasappel eruit zag. Mijn moeder maakte soms een ‘Jan in de zak’. Dat is een schone theedoek waar ze van alles in deed: restbloem, water en misschien verdunde melk. Die zak hing ze dan boven het hele kleine kacheltje om zo gaar te worden. Wij hadden een keer zo’n honger, dat mijn moeder hem even buiten hing om sneller te laten afkoelen. Ik hield het bijna niet meer. Toen mijn moeder de zak ging halen, kwam ze terug met de woorden: ‘De meeuwen hebben het ook goed gehad’. Wij konden wel huilen, maar mijn moeder moest lachen: dat was haar kracht.’

Kent u Joodse kinderen die werden opgepakt?
‘Ja, ik woonde in de Gaaspstraat en bij de synagoge in de buurt van de Trompenburgstraat woonde een meisje dat ik kende. Zij zat een klas lager en wij waren niet echt vriendinnen, maar mijn moeder en ik haalden haar altijd op voor school. Totdat ik een keer aanbelde en er niet werd opengedaan. De buurvrouw zei dat ze er niet meer was. Als kind vond je dat wel erg, maar je wist niet wat het betekende en vergat het ook snel. Tot ik, jaren later, mijn kleinzoon naar de kleuterschool bracht. Ik rook de schoollucht weer en die avond werd ik middenin de nacht wakker en riep: ‘Waar is ze gebleven?!’ Toen ben ik gaan zoeken. Op een brochure over kinderen uit de Rivierenbuurt in de oorlogsjaren zag ik een foto van haar, ze had het overleefd. Toen heb ik haar gebeld en hebben we afgesproken. Zij herkende mij niet meer, maar het was heel bijzonder. We zien elkaar nog af en toe, maar ze kan moeilijk over de oorlog praten.’

Zijn er veel bommen afgegaan in de buurt?
‘Er was een bom gevallen in de Eemstraat. Alle verdiepingen lagen in elkaar, dat was heel naar. En naast de viswinkel op de hoek van de Rijnstraat en de Lekstraat was ook een bom op een huis gevallen. De gordijnen wapperden uit de ramen, ik vond dat heel eng en durfde er bijna niet langs. Je hoorde ook heel veel sirenes.

Mijn oma woonde in de Uiterwaardenstraat, in een benedenhuis. Als er bombardementen waren, dan moesten we onder de trap gaan zitten, want dan had je bescherming. Onder die trap zat een kleine badkamer, ik werd dan in bad gezet met een tafeltje, stoeltje en kleurtjes. Alle buren kwamen naar beneden om ook in dat kleine badkamertje te schuilen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892