Erfgoeddrager: Boudewijn (Wiltzanghschool)

‘Mijn vader stuurde vanuit Friesland pakketjes met eten naar de buren in Amsterdam en dat kwam nog aan ook!’

JJ, Ryad, Karim en Boudewijn bespreken op school nog even de volgorde van de vragen. Truus Grondsma zit op de gang met de juf te praten. Dan ontmoeten de generaties elkaar. Truus legt een stapel kopietjes van documenten en een fotoboekje op tafel. Op de foto’s staat zij als klein meisje in een bijna onherkenbare buurt, toen nog aan de rand van de stad.

Wat vindt u van de moderne tijd?
De moderne tijd heeft voor- en nadelen. Nederland is een welvarend land, zeker als je ziet hoeveel armoede er in andere landen is. Ik heb geen tv meer; er komt zoveel afgrijselijks je huiskamer binnen. Vroeger was het veel rustiger. Ik zat op school bij de Erasmusgracht, die toen nog Jan van Galengracht heette. Er zaten bij ons wel 36 kinderen in de klas, maar wij luisterden allemaal naar de juf. Er waren weinig auto’s, dus wij speelden gewoon op de weg. Achter ons huis was niets. Daar zouden ze gaan bouwen, maar vanwege de crisis waren ze gestopt, daar lag allemaal opgespoten zand. Veel mensen hadden geen douche thuis, dan waste je je in een tobbe of ging je één keer in de week naar het badhuis. Mijn vader was timmerman en heeft een douche in de keuken gemaakt. In de crisisjaren, in 1937, is hij een sigarenzaak en kolenhandel begonnen in de Orteliusstraat. Ik was 2,5 jaar toen de oorlog begon. Mijn eerste herinnering is dat ik mijn vader achterna ben gerend en hem met een groep mannen zag praten over de oorlog.

Hoe was voor u de Hongerwinter?
Er reden wel eens wagens voorbij met suikerbieten. Die remden en dan vielen er suikerbieten af. Ik heb nooit geweten of ze dat expres hebben gedaan. In de zomer van 1944 gingen we naar mijn Pake (opa) in Friesland. Het was zo slecht geworden in Amsterdam dat we toen in Leeuwarden gebleven zijn. Echt honger hadden we niet, maar heel veel eten ook niet. Ik had hongeroedeem, bulten op mijn knieën en ellenbogen. In ons huis aan de Orteliusstraat woonden Joodse mensen, waarschijnlijk een studievriend van mijn vader. De halve straat moet geweten hebben dat ze daar zaten, maar ze zijn nooit verraden. Vanuit Leeuwarden stuurde mijn vader pakketjes naar de buren in Amsterdam. Dat kwam gewoon aan en dat in de oorlog! Toen de Canadezen kwamen, kregen we chocola en banaan. Dat smaakte best raar, want wij waren gewend om alleen maar groente, vlees en aardappelen te eten. Ik durfde niet op zo’n tank te zitten, maar mijn zus wel. Vanuit Lemmer zijn we toen met allemaal kinderen op de boot terug gegaan naar Amsterdam.

Fotografie: Saskia Gubbels

Hoe ging het verder na de oorlog?
Ik was in Leeuwarden naar school gegaan, dus ik had het Fries helemaal overgenomen. In Amsterdam dacht ik: wat praten al die mensen hier raar. Maar uiteindelijk heb ik nog aardig leren schelden in het Amsterdams door onze buren uit de Jordaan die altijd op straat tegen elkaar stonden te schreeuwen. Negen maanden na de oorlog kregen mijn ouders een brief dat het noodzakelijk was dat ik klompen of schoenen kreeg, anders mocht ik niet meer naar school. Absurd, hoe ging ik dan naar school, toch niet op mijn blote voeten in februari!
Ik ben nog lang na de oorlog bang geweest voor het geluid van vliegtuigen, dan ging ik onder de dekens liggen. Opeens was die angst ook weer over. Er is nog zoveel oorlog in de wereld. Dan denk ik altijd: waar is dat nou voor nodig? Ga je energie ergens anders in steken. Een beetje kibbelen mag best, maar neem genoegen met wat je hebt.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892